Uw arts heeft vastgesteld dat uw knieklachten worden veroorzaakt door scheefstand en slijtage. De operatieve behandeling voor dit probleem heet een tibiakop osteotomie (doornemen van het onderbeen). Hierbij wordt de stand van uw onderbeen gecorrigeerd om uw knieklachten te verminderen.

 

Artrose in de knie
Bij artrose in de knie is het kraakbeen in het kniegewricht beschadigd. Het gewricht kan daardoor minder goed de schokken van een beweging opvangen. Uiteindelijk kan het kraakbeen geheel verdwijnen en bewegen de ruwe botuiteinden tegen elkaar. De gewrichtsvlakken kunnen daardoor niet meer soepel langs elkaar glijden. Bewegen doet dan pijn en gaat gepaard met kraken en bewegingsbeperking. Artrose kan ontstaan als gevolg van een oud letsel, bijvoorbeeld beschadiging na breuken of ontstekingen in de knie, aangeboren afwijkingen of langdurige overbelasting (bijvoorbeeld door zwaar werk of overgewicht). Als het kraakbeen verdwijnt, kunnen uw benen scheef gaan staan. Zo ontstaat een O-been als het kraakbeen aan de binnenkant van de knie is verdwenen en een X-been als het kraakbeen aan de buitenkant van de knie is verdwenen. Dat gaat samen met pijn en stijfheid aan de binnenkant van de knie, vooral bij het lopen, staan en traplopen. Verdwijnt het kraakbeen eenmaal, dan wordt ook het kapsel aangetast dat de botdelen bij elkaar moet houden. De knie wordt slapper en gaat zwikken. Het is steeds moeilijker om in evenwicht te blijven lopen en uiteindelijk is het nauwelijks meer mogelijk om te lopen.

Diagnose en onderzoek
De orthopedisch chirurg stelt de diagnose aan de hand van de aard van de klachten, het lichamelijk onderzoek en röntgenfoto’s van de knie en beide benen.

Indicatie
Er zijn verschillende mogelijkheden 9; om knieklachten te verminderen:

  • Medicijnen: er zijn medicijnen die de pijn onderdrukken, maar zij stoppen het slijtageproces niet.
  • Fysiotherapie: dit kan het achteruitgaan van uw knie vertragen, waardoor de pijn mogelijk vermindert.
  • Brace: een scharnierbrace die de stand corrigeert geeft steun en in veel gevallen pijnvermindering.
  • Een operatie: wanneer medicijnen en fysiotherapie geen verlichting brengen en de beweeglijkheid afneemt, is een operatie vaak de enige oplossing. Als uw knie er slecht aan toe is, is een ‘eenvoudige’ kijkoperatie niet genoeg. Dan kan tibiakop osteotomie een oplossing zijn. Met deze operatie hopen wij het inbrengen van een kunstknie 10 jaar uit te stellen.
  • Een knieprothese: soms is een operatieve stand verandering van het been niet mogelijk. De orthopedisch chirurg kan dan voorstellen om een knieprothese (uniknieprothese of totale knieprothese) te plaatsen.

De operatie
Tijdens een tibiakop osteotomie verandert de chirurg de stand van uw been. Hierdoor vermindert de druk op de versleten kraakbeenplek in het kniegewricht. Om de stand van het been te veranderen wordt de kop van het scheenbeen (de tibiakop) vlak onder het kniegewricht doorgezaagd. Dit noemen we osteotomie. Er zijn verschillende operatietechnieken mogelijk. De meest gebruikte is de open wig correctie.

 

Open wig correctie
Bij deze operatietechniek maakt de orthopedisch chirurg een inkeping in het bot van het scheenbeen. De gecorrigeerde stand zet de chirurg met een plaat en schroeven vast. Na drie tot vier maanden vult de ontstane ruimte zich op met bot en groeit dicht. Soms wordt er bottransplantaat van de botbank gebruikt om de ontstane ruimte op te vullen Dit donorbot wordt binnen enkele maanden volledig omgezet in eigen bot. De plaat en schroeven hoeven later alleen verwijderd te worden als u er klachten van ondervindt. Dit vindt dan ongeveer één jaar na de osteotomie plaats.

Nabehandeling en Revalidatie 

  • Om trombose te voorkomen, krijgt u dagelijks via een onderhuidse injectie bloed verdunnende middelen. Deze injecties moeten vanaf de operatie 6 weken lang doorgaan.
  • Het been kan in het begin nog gezwollen en pijnlijk zijn. Het is raadzaam de voorgeschreven pijnmedicatie in te nemen.
  • De dag na de operatie start u samen met de fysiotherapeut met het revalideren. U leert lopen met twee krukken, waarbij u het been gedeeltelijk (maximaal 10 procent) mag belasten. Zo nodig oefent u ook met traplopen. Daarnaast oefent u de kniebuiging en geeft de fysiotherapeut u spierversterkende oefeningen voor de bovenbeenspieren.
    Als er geen complicaties zijn en als de fysiotherapeut tevreden is over uw vorderingen, mag u naar huis. Meestal is dit de dag na de operatie. Belangrijk is dat u zelfstandig met krukken kunt lopen en uw knie voldoende kunt buigen. Thuis moet u nog minimaal zes weken met krukken blijven lopen, tot aan de controle bij de orthopedische chirurg.
  • Afhankelijk van de operatie en individuele factoren heeft u na de operatie nog enige tijd last van het operatiegebied. De eerste tijd zal uw onderbeen en het gebied rondom de wond opgezet zijn en warm aanvoelen. Dit wordt geleidelijk minder. Ook is het mogelijk dat u bloeduitstortingen (blauwe plekken) bij de wond heeft. Deze verdwijnen vanzelf.
  • Zes weken na de operatie heeft u een afspraak bij de orthopedisch chirurg op de polikliniek. Aan de hand van de röntgenfoto die voor de afspraak is gemaakt, en de bevindingen van de orthopedisch chirurg beoordeelt deze of het bot weer voldoende hersteld is en of u het been weer volledig mag belasten.
  • U kunt gemiddeld na twaalf weken weer beginnen met werken. Dit is afhankelijk van de inhoud en de activiteiten die gekoppeld zijn aan uw werk en van het herstel van het bot.
  • Als u het been weer volledig mag belasten en u voldoende spierkracht heeft, is fietsen en autorijden weer toegestaan. Dit zal ongeveer zes tot twaalf weken na de operatie zijn. Op de hometrainer mag u al eerder fietsen. (Beperkt) sporten kan en mag weer drie tot vier maanden na de operatie.

Mogelijke complicaties
Geen enkele ingreep is vrij van de kans op complicaties. Ook bij deze operatie zijn er de normale risico’s op complicaties, zoals trombose, longontsteking, nabloeding en wondinfectie. Gelukkig treden deze na een tibiakoposteotomie zeer zelden op.

  • Een infectie is een vervelende complicatie; dit kan weefselbeschadiging geven, waarvoor weer soms een operatie nodig is om het operatiegebied schoon te maken. De kans op een infectie is erg klein indien u verder gezond bent.
  • Trombose. Dit is het ontstaan van een bloedstolsel in de aderen van de benen. Om trombose te voorkomen is het belangrijk om snel na de operatie te beginnen met uit bed komen. Een andere voorzorgsmaatregel is het toedienen van bloedverdunnende medicijnen.
  • Bij een tibiakoposteotomie worden sneden in de huid gemaakt. Daardoor is het mogelijk dat er een huidzenuw wordt beschadigd. De huid eromheen kan daarna wat doof aanvoelen of juist extra gevoelig. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd of geven geen last meer.
  • Pseudoarthrose is de toestand wanneer de 2 botdelen niet of vertraagd aan elkaar groei. Zet het aan elkaar groeien niet door dan is een nieuwe operatie nodig waarin in veel gevallen donorbot wordt gebruikt om uw eigen bot te stimuleren aan elkaar te groeien. Het niet vastgroeien is vaak het effect van roken of bijvoorbeeld suikerziekte.
  • Blijvende pijn en verdere toename van slijtage (arthrose). Door het been recht te zetten zal het gewicht beter over het gewricht verdeeld worden. Pijn en versnelling van de slijtage nemen dan vaak af. Mocht het effect onvoldoende zijn dan kan een kunstknie een optie zijn alhoewel we deze ingreep liever op latere leeftijd uitvoeren.

Kunnen we u ergens
mee helpen?

Alle behandelmethoden

Meer weten