Behandelen en voorkomen van uw klachten

Wij werken samen met u aan het behandelen of voorkomen van uw klachten. Doel is om u snel weer in beweging te krijgen. We richten ons op de werking van het lichaamsdeel waar uw klacht zit. Dat kan uw knie, heup of schouder zijn, maar ook uw elleboog, rug, voet of enkel. Orthopedische aandoeningen kunt u bij de geboorte al krijgen. Ze kunnen ook op latere leeftijd ontstaan. Dat komt bijvoorbeeld door overbelasting, veroudering of verwonding (o.a. gebroken botten).

Heup

Aandoeningen

 

Artrose

Het heupgewricht bestaat uit een kop die vastzit aan het bovenbeen en een kom die gevormd is door het bekken. Het kapsel dat om het gewricht heen zit, houdt samen met de heupspieren de kop in de kom. Bij het lopen en andere activiteiten beweegt de kop in de kom. Op de kop en kom zit een zacht laagje kraakbeen om het soepel bewegen mogelijk te maken. Wanneer dit kraakbeen laagje versleten is, dan heet dit artrose van de heup of in de volksmond “een versleten heup”.

Klachten en symptomen
De meeste mensen met artrose van de heup hebben pijn bij het lopen of andere activiteiten. Deze pijn zit meestal in de lies of in de bil. Hierdoor is een activiteit zoals een wandeling minder goed volhouden. Sommige mensen hebben ook pijn in de nacht en worden daar wakker van. Er is vaak ook stijfheid van het heupgewricht, dat kan gevoeld worden bij het opstaan uit de stoel of ’s ochtends bij de eerste passen vanuit bed. Bij sommige mensen is de heup zo stijf geworden dat het moeilijk is om de sokken en schoenen aan te krijgen.

Oorzaken
Artrose van de heup kan veel verschillende oorzaken hebben, maar soms is de oorzaak niet duidelijk. Voorbeelden van oorzaken zijn: Een harde val op de heup kan het kraakbeen van het gewricht beschadigen, waardoor er jaren later slijtage ontstaat. Ontstekingen van het gewricht zoals reuma kunnen leiden tot artrose. En in sommige families komt artrose (al op jonge leeftijd) voor, dus erfelijkheid speelt een rol.

Diagnose
De diagnose artrose van de heup is op basis van het verhaal van de klachten, het lichamelijk onderzoek van de heup en met röntgenfoto’s te stellen. In uitzonderingen is er ook een scan nodig. Als er twijfel is, kan het nuttig zijn om een injectie te geven in het gewricht (dit gebeurt vaak op de röntgenkamer met röntgenfoto’s)

Behandelingen
Er zijn geen behandelingen die artrose kunnen genezen. Wel zijn er goede behandelingen om de pijn te verlichten, zodat u de activiteiten kunt blijven doen die gewenst zijn.

Conservatieve behandeling (zonder operatie)
Het is bewezen dat fysiotherapie de klachten van artrose kan verminderen. De fysiotherapie kan gericht zijn op het soepeler maken van het gewricht, het inbouwen van rustperiodes in de belasting, het aansterken van de heupspieren zodat uw heup weer meer belasting aan kan en soms een ondersteuning bij het lopen zoals een stok of rollator.

Geneesmiddelen
Om de pijn te onderdrukken en de ontstekingsreactie die het gewricht kan geven bij een belasting te remmen, kunt u pijnstillers gebruiken. Vaak helpt een goede dosis paracetamol al enorm. Eventueel zijn er ook andere medicijnen op recept. Dit zijn de zogenaamde NSAID’s (pijnstillers die ontstekingsremmend werken) zoals ibuprofen, naproxen en diclofenac.  Het doel van deze pijnstillers is het onderdrukken van de pijn, zodat u langer met het eigen gewricht door kan bewegen en de belastingen op het gewricht beter aan kan.

Operatieve behandeling
Wanneer pijnstilling, fysiotherapie of andere behandelingen niet meer voldoende werken en de klachten toenemen en erg beperkend zijn in het dagelijks leven, dan is er nog een optie om het gewricht te vervangen door een “kunstheup”of heupprothese. Hierbij wordt er met een operatie een nieuwe kop en kom geplaatst waarmee de pijn van het versleten gewricht meestal voorbij is.

Impingement / Labrumletsel

FAI syndroom staat voor femoroacetabulaire impingement syndroom. Dat betekend inklemming van de heup.

Klachten en symptomen
Impingement van de heup geeft pijnklachten in de lies en/of bilregio tijdens gebruik van de heup, bijvoorbeeld tijdens fietsen, bukken of de auto in-/en uitstappen. Deze pijn is niet aanwezig bij gewoon rechtop staan of tijdens liggen. Meestal trekt de pijn weg met rust, maar komt weer terug bij opnieuw belasten.

Oorzaken
De impingement van de heup ontstaat doordat in de groei de heupkop niet perfect rond is geworden, waarna er bij draaien en buigen van de heup een inklemming ontstaat in de heup die pijnklachten kan geven. De afwijkend vorm van de heupkop heet CAM morfologie. Een afwijkende vorm van de heupkom heet PINCER morfologie. Als dit fenomeen van impingement langer bestaat kan er ook schade optreden van het kraakbeen ringetje in de heup (labrum) of van het kraakbeen ín het heupkommetje (chondrolabrale overgang) of op de kop. Op termijn kan dit zoveel schade opleveren dat er mogelijk slijtage van de heup ontstaat.

Diagnose
Impingement van de heup wordt, naast een lichamelijk onderzoek, aangetoond met röntgenfoto’s van de heupen met soms aanvullende CT scan of MRI scan. Ook wordt soms een injectie in het heupgewricht gegeven ter verdoving van de heup, om aan te tonen dat de pijn in het heupgewricht veroorzaakt wordt. De afwijkende vorm van de heupkop (CAM) of heupkom (Pincer) wordt met de foto’s en/of CT scan aangetoond en eventueel schade aan het labrum of kraakbeen wordt met de MRI scan aangetoond.

Behandelingen
Als aangetoond is dat er impingement van de heup is, wordt eerst besproken welke maatregelen er genomen kunnen worden zodat er geen imklemming meer ontstaat. Hiervoor wordt gestart met fysiotherapie, NSAID medicijnen en aanpassingen tijdens sport of bewegingen. Indien de klachten blijven bestaan en niet op een andere manier verholpen kunnen worden, kan het in sommige gevallen nodig zijn om met een kijkoperatie van de heup de vorm van de heupkop of heupkom bij te werken. Zo wordt inklemming van de heup opgelost. Ook kan eventuele schade aan het kraakbeenringetje (labrum) verholpen worden door middel van hechten hiervan. De behandeling van de heup met een kijkoperatie is erg belastend en de revalidatie hiervan is lang. De operatie is vooruitstrevend en hier wordt veel onderzoek naar gedaan. Kijk op www.heupscopie.nl voor meer informatie.

Heupdysplasie

Een ondiepe heupkom (dysplasie) kan het gevolg hebben dat een heup uit de kom gaat (subluxatie of luxatie). Heupdysplasie komt vaak voor in bepaalde families (erfelijk) of na een stuitligging. Soms is er ook geen duidelijke oorzaak aan te wijzen.

Osteonecrose

Osteonecrose van de heup is een aandoening waarbij de heupkop (tijdelijk) te weinig bloed krijgt. Dit kan ertoe leiden dat er een deel van de kop afsterft en indeukt.

Klachten en symptomen
Tijdens de fase dat er een tekort is aan doorbloeding in de kop ontstaan er pijnklachten. Meestal voelen mensen de pijn in de lies, bil of aan de zijkant van de heup. Gewicht op het been zetten en bewegen met de heup doet pijn. Wanneer de heupkop inzakt of indeukt, kan het zijn dat er klachten blijven bestaan. Dit komt doordat de kop niet meer goed in de kom past of doordat er na verloop van jaren artrose (slijtage) van de heup is ontstaan.

Oorzaken
Het is meestal niet bekend wat de oorzaak is van het doorbloedingsprobleem. Deze aandoening komt ook op andere plekken in het lichaam voor. Osteonecrose komt vaker voor bij mensen met hormoonbehandelingen, gewrichtsreuma, sikkelcelziekte, beenmergziekten, duikersziekte, langdurige bedlegerigheid (bijv. IC-opname), overmatig alcoholgebruik en mensen die een ontwrichting van de heup hebben gehad (door een ongeval).

Diagnose
Osteonecrose van de heup is meestal zichtbaar op röntgenfoto’s, maar nog niet in de eerste weken van de ziekte. Soms wordt er gekozen om aanvullend een MRI-scan of botscan te maken.

Behandelingen conservatief
In de eerste plaatst wordt aangeraden de aangedane heup te ontlasten met krukken en de belasting zo veel mogelijk te verminderen.

Geneesmiddelen
Om de symptomen te onderdrukken kunnen er pijnstillers gegeven worden.

Behandelingen operatief
In sommige gevallen is het mogelijk om met een operatie de aangedane plek van de kop te ontlasten en het bot te stimuleren om nieuw bot aan te maken. Als de kop is ingezakt of als er artrose is ontstaan, dan kan een “kunstheup” of heupprothese geplaatst worden om de klachten te verlichten.

Ziekte van Perthes

Morbus Legg-Calvé-Perthes is een afwijking in de ontwikkeling van de heup op kinderleeftijd. Dat deze ziekte deze ingewikkelde naam heeft, komt door de ontdekkers van de ziekte die het in 1910 voor het eerst hebben beschreven, namelijk de dokter Legg, Calvé en Perthes.

Het komt drie maal zo vaak voor bij jongetjes als bij meisjes, meestal tussen de 5 en de 10 jaar oud. Door een voorbijgaande doorbloedingsstoornis, ontwikkelt de heupkop zich afwijkend met een afplatting van de ronde kop. Uiteindelijk herstelt de doorbloeding weer, waardoor op termijn de heupkop zich weer kan herstellen. Perthes bestaat over het algemeen uit vier fases: de necrose fase, de fragmentatie fase, de re-ossificatie fase en de re modellering fase. Het hele proces kan wel 3 tot 4 jaar duren, eind de eindfase is pas definitief bereikt bij het uitgroeien van het skelet. Sommige patiënten blijven een minder ronde vorm van de heupkop houden. Dat kan op termijn voor slijtage van de heup zorgen.

Meestal is er maar één zijde aangedaan en de ziekte komt in ongeveer 9 per 100.000 mensen voor en is dus zeldzaam.

Klachten en symptomen
De doorbloedingsstoornis van de heup zelf is niet pijnlijk. Echter, de verandering van de heupkop qua vorm gaat gepaard met klachten. De heup raakt geïrriteerd wat pijnklachten veroorzaakt. Meestal gaat een kind mank lopen en klachten van aan de knie of heup aangeven. De beweeglijkheid van de heup vermindert, en de klachten kunnen weken tot maanden aanhouden.

Oorzaken
De oorzaak dat er een tijdelijke verstoring van de doorbloeding naar de heupkop ontstaat, is onbekend. Er zijn theorieën dat de doorbloedingsstoornis wordt veroorzaakt door stollingsproblemen, erfelijkheid, omgevingsfactoren of hormonale factoren. Hiervoor is echter geen hard bewijs.

Diagnose
De arts zal het kind onderzoeken, en de verminderde beweeglijkheid van de heup waarnemen. Een röntgenfoto kan in de eerste fase van de ziekte van Perthes nog normaal zijn. Soms kan een afwachten beleid worden afgesproken, en soms wordt een MRI scan afgesproken. Op de MRI scan kan al eerder zichtbaar worden dat het bot van de heupkop is aangedaan, en langzaam van vorm gaat veranderen. Als de ronde vorm van de heupkop gaat veranderen, is dit ook zichtbaar op een röntgenfoto.

SCFE

SCFE is een afkorting wat staat voor Slipped Capital Femoral Epifysiolysis: afglijden van de groeischijf van de heupkop. Dit heet epifysiolyse.

Klachten en symptomen
Doordat de groeischijf van de heupkop afglijdt, ontstaat er veel pijn bij een kind. De pijn zit in de lies of de bil. Met name staan op het been, belasten, en draaien van het been is erg pijnlijk. Vaak is er in rust en bij liggen geen of weinig pijn

Oorzaken
SCFE kan door een val of door een onbekende oorzaak komen.

Diagnose
De pijnklachten die ontstaan bij SCFE moeten direct door uw arts herkend worden. Op basis van de leeftijd en de klachten, zal het kind worden ingestuurd naar het ziekenhuis. Na lichamelijk onderzoek wordt er dan een röntgenfoto gemaakt van de beide heupen in twee richtingen. Hierop kan worden waargenomen dat de heupkop afgegleden is. Het kan ook aan beide kanten tegelijk voorkomen, of op een later moment aan de andere heup. Aanvullende diagnostiek middels een MRI scan of CT scan is meestal niet nodig want dit geeft geen extra informatie.

Behandelingen
de behandeling van een afgegleden groeischijf in de heup is operatief waarbij de groeischijf vastgeboord wordt met een schroef. Zo wordt verder afglijden voorkomen en verdwijnt de pijn in de heup. Er kan in samenspraak met uw orthopedisch chirurg soms voor worden gekomen om ook de andere heup, waar de groeischijf (nog) niet is afgegleden, preventief te opereren. Dit is niet altijd nodig. De het afglijden van de groeischijf kan op termijn de heupkop een afwijkende vorm krijgen, wat in sommige gevallen tot slijtage van de heup kan lijden op latere leeftijd. Soms kan de afwijkend vorm nog met een kijkoperatie worden bijgewerkt voordat er slijtage van het gewricht ontstaat.

Gebroken heup

Klachten en symptomen
Een gebroken heup komt vaak voor bij oudere patiënten. Maar ook jonge mensen die met sporten vallen zoals schaatsers of wielrenners, breken wel eens een heup. Een gebroken heup houdt bij de meeste mensen in dat het bovenbeen-bot ter plaatse van de kop of net onder de kop gebroken is. Dit veroorzaakt veel pijn en een onvermogen om te belasten, niet meer kunnen staan of lopen. In de meeste gevallen ontstaat dit door een val in of rondom het huis. Vaak worden patiënten met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd.

Oorzaken
In bijna alle gevallen wordt een gebroken heup veroorzaakt door een val op de bil/flank. In uitzonderlijke gevallen is dit niet het geval, waarna gedacht moet worden aan een onderliggende botziekte of uitzaaiing.

Diagnose
In het ziekenhuis wordt door een röntgenfoto aangetoond of een heup gebroken is of niet. In uitzonderlijke gevallen wordt nog een aanvullende CT scan verricht, maar dit is in de meeste gevallen niet nodig.

Behandeling
Een gebroken heup geneest nauwelijks spontaan, en als dit al kan is dit vaak heel erg langzaam en heel pijnlijk. Daarom moet een gebroken heup in bijna alle gevallen geopereerd worden. Hiervoor zijn verschillende operaties mogelijk. Sommige breuken moeten vastgezet worden met een pen met schroeven in het bot (gamma nail), of met een plaat met een pen en schroeven (dynamische heupschroef). Andere type breuken worden juist weer behandeld met een heupprothese: een vervanging van de heupkop (kophals prothese). Soms wordt ook het kommetje vervangen, wat een totale heupprothese betekend. Het herstel van de operatie betekend vaak dat er direct gestaan en gelopen mag worden, met krukken en op geleide van pijnklachten.

  

Klachten na prothese

Een totale heupprothese is voor de meeste mensen een succesvolle oplossing voor slijtage of andere aantasting van het heupgewricht. Er zijn echter enkele mensen die na een heupprothese klachten houden en mensen die jaren na plaatsing van de prothese weer klachten ontwikkelen.

Klachten en symptomen
Er kunnen verschillende klachten ontstaan na een heupprothese: 

  • Instabiliteit. Hierbij kan de kop van de prothese uit de kom schieten (=luxatie). Dit ontstaat vaak na een val of een verkeerde beweging en doet veel pijn. Het been is niet meer te belasten.
  • Pijnklachten. De pijnklachten kunnen voorkomen in de lies, aan de zijkant van de heup, in het bovenbeen of in de bil. Soms kunnen de klachten lijken op de artroseklachten voordat de prothese geplaatst was
  • Klachten van infectie zoals toename van pijn, zwelling, roodheid, wondproblemen of wondlekkage, koorts en ziek zijn. In sommige gevallen is er een infectie die lang sluimert en alleen pijnklachten veroorzaakt.

Oorzaken

  • Instabiliteit met luxatie van de prothese kan veroorzaakt worden door een val waarbij het been een ongecontroleerde beweging maakt of door een verkeerde plaatsing van de prothese waardoor hij te makkelijk uit de kom schiet.
  • Pijn, lange tijd na een heupprothese, kan berusten op verschillende oorzaken, bijvoorbeeld: spier of peesontsteking of overbelasting. Ook kan er een beenlengte verschil zijn ontstaan met het andere been. Na verloop van de jaren kan er slijtage ontstaan van de prothese-onderdelen, of een loslating van de prothese.
  • Infectie wordt veroorzaakt door bacteriën die op de prothese gaan vastzitten. Dit kan komen door een slechte wondgenezing met langdurige wondlekkage of door een bacterie in de bloedbaan die neerslaat op de prothese. Dit laatste kan ook jaren na de operatie pas gebeuren.

Diagnose

  • In het geval van een herhaalde luxatie wordt naast een standaard röntgenfoto ook een CT-scan gemaakt om de plaatsing van de prothese-onderdelen te bekijken.
  • Bij pijn na een heupprothese zijn lichamelijk onderzoek en röntgenfoto’s meestal afdoende.
  • Een infectie kan worden aangetoond door bloedonderzoek, een punctie (vocht afnemen) uit de heup voor onderzoek en soms is er een speciale scan (nucleair onderzoek) nodig.

Knie

Aandoeningen

Artrose

Artrose in de knie
Bij artrose in de knie is het kraakbeen in het kniegewricht beschadigd. Het gewricht kan daardoor minder goed de schokken van een beweging opvangen. Uiteindelijk kan het kraakbeen geheel verdwijnen en bewegen de ruwe botuiteinden tegen elkaar. De gewrichtsvlakken kunnen daardoor niet meer soepel langs elkaar glijden. Bewegen doet dan pijn en gaat gepaard met kraken en bewegingsbeperking. Artrose kan ontstaan als gevolg van een oud letsel, bijvoorbeeld beschadiging na breuken of ontstekingen in de knie, aangeboren afwijkingen of langdurige overbelasting (bijvoorbeeld door zwaar werk of overgewicht). Als het kraakbeen verdwijnt, kunnen uw benen scheef gaan staan. Zo ontstaat een O-been als het kraakbeen aan de binnenkant van de knie is verdwenen en een X-been als het kraakbeen aan de buitenkant van de knie is verdwenen. Dat gaat samen met pijn en stijfheid aan de binnenkant van de knie, vooral bij het lopen, staan en traplopen. Verdwijnt het kraakbeen eenmaal, dan wordt ook het kapsel aangetast dat de botdelen bij elkaar moet houden. De knie wordt slapper en gaat zwikken. Het is steeds moeilijker om in evenwicht te blijven lopen en uiteindelijk is het nauwelijks meer mogelijk om te lopen.

Diagnose en onderzoek
De orthopedisch chirurg stelt de diagnose aan de hand van de aard van de klachten, het lichamelijk onderzoek en röntgenfoto’s van de knie en beide benen.

Meniscusscheur

In de knie zit aan de binnen- en buitenkant een meniscus. Beschadigingen aan een meniscus komen veel voor; er zit dan een scheur in de meniscus.

De knie
De knie is een scharniergewricht. Het bestaat uit drie botdelen: het scheenbeen, het dijbeen en aan de voorkant de knieschijf. Midden in het kniegewricht liggen de voorste en de achterste kruisband. Deze voorkomen dat het onderbeen tijdens het lopen en het maken van draaibewegingen te ver naar voren of naar achteren schuift.
Tussen de botuiteinden, aan de binnen- (mediaal) en buitenkant (lateraal) van de knie, zit de meniscus, een soort stootkussen of schokdemper. De binnen- en de buitenmeniscus vangen schokken op, zorgen ervoor dat het kniegewricht soepel beweegt en geven de knie stabiliteit.

Klachten en symptomen
Mensen met een beschadigde meniscus klagen over:

  • Pijn of een klikkend gevoel in de knie
  • Een dikke knie door vocht (hydrops). Hierdoor lukt het niet meer om het been helemaal te strekken of goed te buigen.
  • De knie kan op slot schieten.

De klachten kunnen plotseling ontstaan, bijvoorbeeld bij sport, een draaibeweging, een diepe hurkzit of een ongeval. De klachten kunnen ook langzaam ontstaan.

Oorzaken
De binnen- en de buitenmeniscus staan bij veel bewegingen onder grote druk. Bij een draaibeweging tijdens sport of werk, of bij een ongeval kan de druk te groot worden. Dan ontstaat een kleine of een grote scheur. De kans op een scheur is groter als een meniscus verouderd is. De meniscus bestaat namelijk uit elastisch kraakbeen. Bij het ouder worden neemt de kwaliteit daarvan af. Hierdoor is de meniscus minder elastisch en scheurt gemakkelijker. Een gescheurde meniscus door veroudering hoeft overigens geen klachten te geven.

Diagnose
De arts stelt vast of u een meniscusscheur heeft aan de hand van uw klachten en het lichamelijk onderzoek. Hij of zij vraagt wat er is gebeurd, wat u voelt en of u eerder knieklachten heeft gehad. Eventueel wordt een röntgenfoto gemaakt om andere oorzaken voor de klachten uit te sluiten. En als de diagnose nog niet helemaal duidelijk is, kan een MRI-scan nodig zijn. Deze scan maakt met een sterk magnetisch veld details van de binnenkant van uw knie zichtbaar, zodat de weke delen zichtbaar worden die op een röntgenfoto niet te zien zijn.

Spontane genezing
Een meniscusscheur kan spontaan genezen als de scheur in het goed doorbloede buitenste deel van de meniscus zit. Dit herstel duurt enkele maanden. Op jonge leeftijd verloopt deze genezing beter dan op oudere leeftijd.

Behandeling zonder operatie
De behandeling van een gescheurde meniscus zónder slotklachten of mechanische problemen is altijd zónder operatie. Vooral fysiotherapie om de spieren te versterken is heel effectief. De scheur in de meniscus wordt hiermee niet verholpen, maar wel de klachten die u hierbij heeft.

Kijkoperatie
Bij blijvende pijn of ‘slot-klachten’ is een kijkoperatie (artroscopie) verstandig. Bij slotklachten zit uw knie echt op slot; u kunt hem niet meer strekken. In principe behandelt de orthopedisch chirurg het letsel van de meniscus meteen tijdens de kijkoperatie. Soms kan de scheur in de meniscus gehecht worden, maar meestal moet een deel van de meniscus verwijderd worden. De orthopedisch chirurg haalt zo min mogelijk weefsel weg, zodat de meniscus zo goed mogelijk zijn schokdempende werking houdt.

Revalidatie na kijkoperatie
Na de kijkoperatie mag u de knie belasten. Luister daarbij naar uw lichaam en doe alleen wat de pijn en de zwelling toelaten. Voelt u veel pijn of neemt de zwelling toe, dan is het verstandig om rustig aan te doen en minder te lopen. Om de zwelling te laten afnemen, kunt u de knie koelen en uw been hoog leggen. Het gebruik van krukken wordt voor de eerste dagen geadviseerd. Om de knie zit een drukverband. Dit mag u er na enkele dagen vanaf halen. Dan mag u de knie ook verder buigen en strekken. De knie, en de operatiewondjes, kunnen enige weken dik blijven. Die zwelling verdwijnt vanzelf. Fietsen mag als u de knie weer goed kunt buigen. Een andere sport kunt u meestal 6 weken na de operatie weer oppakken, maar alleen als uw knie niet meer dik is.

Complicaties
Als uw knie toch weer dik wordt, is het belangrijk dat u de activiteiten rustiger opbouwt. Vraag eventueel advies aan uw arts of fysiotherapeut. In uitzonderlijke gevallen kan zich na de operatie een trombosebeen (een stolseltje in één van de aderen van de kuit) ontwikkelen. Bij een pijnlijke, flink gezwollen kuit waar veel spanning op staat neemt u contact op met het ziekenhuis.

Hoewel zeldzaam kan er na iedere operatie een infectie door een bacterie ontstaan. Als een infectie in het gewricht zit is het nodig de knie door een nieuwe kijkoperatie schoon te spoelen en antibiotica te gerbuiken. Afhankelijk van eventuele andere schade aan bijvoorbeeld het kraakbeen bestaat er een kans dat u na de operatie toch restklachten houdt aan de knie.

Knieklachten bij 50+
Veel mensen komen bij de orthopeed met de verwachting dat ze een MRI-scan of een kijkoperatie (artroscopie)krijgen. Maar recent onderzoek toont aan dat dit meestal niet zinvol is. Sterker nog: het is bewezen dat een artroscopie de ontwikkeling van artrose zelfs kan verergeren.

MRI-scan
Een MRI laat bij mensen boven de 50 jaar eigenlijk altijd afwijkingen zien, ook bij mensen die helemaal geen klachten hebben. Die afwijkingen zijn dan ook lang niet altijd de verklaring voor de klachten. De oorzaak van dit soort klachten is meestal veroudering van het kraakbeen of de meniscus. De orthopeed kan dat goed vaststellen op basis van een gesprek, lichamelijk onderzoek en een gewone röntgenfoto. Een MRI is hiervoor niet nodig.

Kijkoperatie
Een artroscopie is zinvol als er losse stukjes bot of kraakbeen in het kniegewricht zitten waardoor de knie blokkeert. Ook bij een plotseling gescheurde meniscus bij een jonge sporter heeft deze knieoperatie zin. Maar bij mensen van 50 jaar en ouder met dit soort klachten blijkt een artroscopie geen verbetering te geven.
Kraakbeen dat verouderd is, is helaas niet met een operatie te repareren. En een operatie waarbij de meniscus geheel of gedeeltelijk verwijderd wordt, kan de ontwikkeling van artrose versnellen. De orthopeed raadt een artroscopie in deze gevallen dan ook af, om onnodig risico en teleurstelling achteraf te voorkomen.

Behandelmethodes

FysiotherapieKijkoperatie

Gescheurde kruisband

Een veelvoorkomende blessure aan de knie is een gescheurde voorste kruisband. Het wordt veel gezien bij contactsporten zoals bijvoorbeeld voetbal, basketbal en handbal. Echter, het kan ook bij val gebeuren.

De kruisbanden zitten centraal in de knie en zorgen ervoor dat het scheenbeen en het bovenbeen bij elkaar blijven en in slechts een bepaalde mate kunnen verplaatsen en draaien ten opzichte van elkaar. Wat regelmatig voorkomt is dat niet alleen de voorste kruisband scheurt, maar dat ook de meniscus, het kraakbeen of de binnenband danwel buitenband schade oploopt.

Klachten en symptomen
Tijdens het oplopen van de letsel kan een knap (zelfs door de omstanders) gehoord worden. Bij een gescheurde voorste kruisband scheuren en er ook bloedvaten rondom de band en wordt de knie snel dik. Dit gaat gepaard met pijn en stijfheid. Vaak is het prettig om de knie licht gebogen te houden.In het begin is lopen te pijnlijk. Na enkele dagen tot 2-4 weken neemt de zwelling terug en kan de knie beter bewogen worden.Een van de symptomen kan instabiliteit zijn. Het gevoel alsof er onvoldoende controle is over het onderbeen.

Oorzaken
De oorzaak van een gescheurde voorste kruisband is vaak een sportletsel waarbij het onderbeen vast staat en het bovenbeen met het lichaam een draaibeweging maakt. Daarnaast kan een overstrekking bijvoorbeeld tijdens een landing na een sprong een scheur van de voorste kruisband veroorzaken.

Diagnose
In het begin kan het lastig zijn om een definitieve diagnose te stellen aangezien de knie gezwollen en pijnlijk is. Na enkele dagen tot een paar weken neemt de zwelling en pijn af en kan de knie beter onderzocht worden.

Vaak is het mechanisme tijdens het ontstaan van het letsel suggestief voor een voorste kruisbandletsel. Indien het lichamelijk onderzoek gedaan kan worden kan er instabiliteit gevonden worden. Een röntgenfoto kan een breuk uitsluiten. Tot slot wordt er een MRI scan gemaakt om bijkomend letsel aan het kraakbeen, meniscus, binnen- en buitenband in kaart te brengen.

Behandelmethodes

KijkoperatieFysiotherapie

Patellofemorale klachten

Patellofemoraal pijnsyndroom zijn pijnklachten die voorkomen in het gebied rond de knieschijf (patella) en het bovenbeen (femur). Het is een van de meest voorkomende oorzaken van kniepijn bij jonge volwassenen en kan worden veroorzaakt door overbelasting, bijvoorbeeld door intensief sporten of het uitvoeren van zware arbeid. Het kan ook worden veroorzaakt door een afwijking van de anatomie van de knie, zoals een onjuist sporing van de knieschijf of een dysbalans in kracht van de quadricepsspieren. Niet altijd kan er een duidelijke oorzaak worden aangewezen.

Klachten en symptomen
De pijnklachten treden met name op bij activiteiten waarbij veel kracht moet worden geleverd zoals uit hurkzit overeind komen, traplopen en fietsen tegen de wind in. De knieschijf kan ook een krakend of knoepend geluid maken. Niet zelden komen de klachten aan beide knieën voor.

Oorzaken
Meestal kan er geen duidelijke oorzaak gevonden worden. De pijnklachten komen meer voor bij jonge vrouwen dan bij jonge mannen. Na circa het 18e jaar zijn de klachten meestal weer verdwenen. In enkele gevallen is de stand van het been (X-benen) of een standsafwijkingen van de knieschijf de oorzaak van de klachten. Overgewicht of slecht getrainde spieren kunnen ook oorzaken zijn van de klachten.

Diagnose
De diagnose komt vaak al met het vragengesprek (anamnese) en het lichamelijk onderzoek naar voren. Een röntgenfoto wordt standaard gemaakt om andere oorzaken en diagnoses uit te sluiten.

Behandeling
De behandeling is altijd niet-operatief. In geselecteerde gevallen waarbij er sprake is van een standsafwijking van het been of de knieschijf kan een operatie volgen. Met behulp van oefentherapie dienen de bovenbeenspieren getraind te worden. Eventueel met behulp van een brace of tape. Pijnstilling in de vorm van paracetamol of een ontstekingsremmer kunnen helpen tegen de pijn. Uiteindelijk gaan de klachten over.

Patellaluxatie

U heeft de knieschijf (patella) uit de kom (luxatie) gehad. Wanneer dit vaker gebeurt spreken we van ‘recidiverende patellaluxaties’ Dit kan dat een reden zijn om de knieschijf door een operatie weer stabiel te maken.

Klachten en symptomen
Wanneer de knieschijf uit de kom gaat gebeurt dit altijd naar de buitenzijde. Dit kan gebeuren door een letsel, bijvoorbeeld een tik tegen de knieschijf bij contactsport als voetbal, of spontaan. Het kan voorkomen dat de knieschijf vaker uit de kom gaat, we spreken dan van een ‘recidiverende patellaluxatie’. Hoe vaker dit gebeurt, hoe groter de kans dat er schade ontstaat aan het kraakbeen van de knieschijf of dat er zelfs losse fragmentjes in het kniegewricht komen. Als de knieschijf uit de kom schiet is dit vaak erg pijnlijk en gaat de knieschijf niet altijd vanzelf terug op zijn plek, soms is er hulp van iemand anders nodig om de knieschijf weer terug te krijgen.

Oorzaken
Afhankelijk van de oorzaak dat de knieschijf luxeert wordt er een passende behandeling gekozen. Zeker bij recidiverende luxaties zal uw orthopedisch chirurg aanvullend onderzoek doen om de oorzaak te achterhalen.

Mogelijke oorzaken voor recidiverende patellaluxaties:

  • De knieschijf staat te hoog en de kniepees is te lang.
  • Het gootje (trochlea) van het bot van het bovenbeen waar de knieschijf doorheen glijdt is niet diep genoeg.
  • De aanhechting van de kniepees op het onderbeen staat te ver naar buiten en trekt de knieschijf naar buiten.
  • Het bandje tussen de knieschijf en het bot van het bovenbeen, dat de knieschijf stabiliseert, is beschadigd of te slap.

Diagnose
De orthopedisch chirurg zal door aanvullende onderzoeken beoordelen wat in uw geval de reden is dat de knieschijf vaker uit de kom gaat. Hiervoor wordt er altijd een röntgenfoto gemaakt, daarnaast is het meestal nodig om een CT-scan te maken waarop de diepte van het gootje en de stand van de pees kan worden gemeten. Soms wordt er ook nog een MRI-scan gemaakt wanneer er verdenking is op losse fragmentjes in de knie.

Behandeling zonder operatie
Bij een eerste patellaluxatie zal er gekozen worden voor een behandeling zonder operatie. Uw orthopedisch chirurg zal u verwijzen naar een fysiotherapeut waarbij u revalideert. Hierbij wordt door spiertraining de kracht van de bovenbeenspieren vergroot, die een belangrijke rol spelen in de stabiliteit van de knieschijf. De fysiotherapeut kan u ook tape-technieken leren om in het begin de knieschijf stabieler te maken, of te tapen bij zwaardere belasting als sport. In veel gevallen is deze behandeling afdoende.

Behandeling door operatie
Als de knieschijf vaker uit de kom gaat zal na onderzoek wat de oorzaak daarvoor is uw orthopedisch chirurg met u bespreken welke operatie in uw geval de beste behandeling is.

Mogelijke operaties zijn:

  • Het naar binnen verplaatsen van de kniepees aanhechting op het scheenbeen om de knieschijf centraal door het gootje te laten lopen.
  • Het meer naar onder verplaatsen van de kniepees aanhechting om de knieschijf minder hoog te laten staan.
  • Het vervangen van het bandje tussen de knieschijf en het bovenbeen door een pees uit uw bovenbeen.
  • Het dieper maken van het gootje van het bot van het bovenbeen waar de knieschijf doorheen moet glijden.

Behandelmethodes

FysiotherapieMPFL repair

Slotklachten

Met een slotknie wordt bedoeld dat een knie plotseling niet meer kan bewegen en vastzit. Een knie kan klikken of het is ineens niet meer mogelijk om de knie volledig te strekken.

Klachten en symptomen
Meestal ontstaat een slotknie door een acuut moment zoals een ongeval, verdraaiing of het opkomen uit hurkzit. De knie doet dan plotseling veel pijn, je kan er niet op staan en hij kan niet buigen of strekken. Soms wordt de knie hierbij ook dik door vochtproductie in de knie.

Behandelmethodes

KijkoperatieFysiotherapie

Klachten na prothese

Patiënten zijn over het algemeen tevreden na de operatie van een kunstknie. Echter, een deel blijft klachten houden. De pijn van voor de operatie is weg, maar er zijn andere klachten voor terug gekomen. In zijn algemeenheid zijn jongere patiënten, vrouwen, patiënten met overgewicht en patiënten met weinig slijtage op de röntgenfoto minder tevreden na een knieprothese. Er kunnen oorzaken zijn waarom een knieprothese niet functioneert zoals die zou moeten functioneren.

Klachten en symptomen
De symptomen waar sprake van kan zijn is pijn rondom de knie of met name aan de voorzijde van de knie, instabiliteit (algehele instabiliteit of tijdens bepaalde activiteiten zoals traplopen), stijfheid en zwelling.

Oorzaken
Er zijn vele oorzaken van een niet goed functionerende knieprothese. Hieronder een overzicht van een aantal veelvoorkomende oorzaken, echter in de meeste gevallen wordt er geen oorzaak gevonden:

  • Infectie: vaak laaggradige infecties waar je niet ziek van wordt, maar die wel voor klachten van de knie zorgen.
  • Loslating van knieprothese onderdelen.
  • Verklevingen in het kniegewricht
  • Eerdere operaties aan de knie, danwel een slechte functie van de knie voor de operatie.
  • Een te grote of te kleine prothesemaat
  • Malpositie van de knieprothese

Diagnose
Het stellen van een diagnose bij een niet goed functionerende knieprothese is uitdagend en tijdrovend. We starten altijd met het vragengesprek (anamnese) en het lichamelijk onderzoek. We gebruiken vervolgens een aantal standaardonderzoeken zoals röntgenfoto’s, bloedonderzoek en gewrichtspunctie voor nadere analyse. Zonodig stelt uw orthopedisch chirurg aanvullende onderzoeken in om tot een juiste diagnose te komen.

Het komt niet zelden voor dat de onderzoeken geen afwijkingen laten zien. Er dienst dan ook geen heroperatie (revisie operatie) plaats te vinden een de kunstknie.

Behandelmethodes

Enkel en voet

Aandoeningen

Artrose

Slijtage in de voet en enkel
De meeste botten die aan elkaar grenzen kunnen middels een gewricht ten opzichte van elkaar bewegen. Zo’n gewricht bestaat dus uit 2 botdelen die met kraakbeen zijn bedekt. Het gewricht wordt afgegrensd door een gewrichtskapsel.  De binnenkant van dit kapsel (synovium) produceert gewrichtsvocht om het gewricht ‘te smeren’.

Artrose is een ander woord voor slijtage van het gewricht met als belangrijkste kenmerk het dunner worden, of verdwijnen, van het kraakbeen. Als het kraakbeen dunner wordt, wordt het oppervlak minder glad; de beide botdelen glijden dan minder makkelijk over elkaar heen. Het kraakbeen wordt niet hersteld door het lichaam. Door dit proces gaat het gewricht pijn doen, gaat het gewricht haperen en kan het gewricht beperkt worden in zijn beweging. Dit laatste komt doordat  tijdens dit slijtage proces ‘extra bot ‘’ wordt aangemaakt waardoor er harde verdikkingen ontstaan rond de gewrichten; deze zijn vaak duidelijk te voelen.

Klachten en symptomen
De voornaamste klacht bij artrose is pijn. Hiernaast kunnen er klachten bestaan als stijfheid, startpijn en een verminderde bewegelijkheid van het gewricht. Deze klachten bemoeilijken het lopen het beoefenen van bijvoorbeeld sporten.

De klachten zijn vaak zeer wisselend van intensiteit en variëren in de loop van de tijd.
Een gewricht is vaak wat dikker doordat er meer gewrichtsvocht wordt aangemaakt; we spreken dan van een irritatie of ontsteking van het gewricht. De randen van het gewricht vertonen vaak harde verdikkingen (randwoekeringen, zgn. osteofyten) die soms goed te voelen zijn. Mn op de voetrug zijn deze vaak goed te voelen. Deze verdikkingen kunnen pijnklachten geven in bijvoorbeeld de schoen.

Oorzaken
Meestal is er geen directe oorzaak aan te wijzen. Het kan passen in het ‘natuurlijke verouderingsproces’. We spreken dan van een primaire artrose. Het kraakbeen wordt dunner door net verouderingsproces en gaat daardoor klachten geven. Soms is er een andere oorzaak voor het dunner worden van het kraakbeen. We spreken dan van secundaire artrose. De klachten die optreden lijken op die van de primaire artrose. Oorzaken van secundaire artrose kunnen zijn; jicht, reumatoïde artritis, sportblessures of breuken in het verleden.

Diagnose
Een röntgenfoto (belaste opname) is meestal het eerste onderzoek wat wordt gedaan.  Op een röntgenfoto is meestal het slijtageproces al te zien. Soms wordt aanvullend onderzoek ingezet; MRI, CT-scan, SPECT-scan.

Op basis van de klachten en de röntgenfoto wordt in overleg met de patiënt besproken of er een conservatieve of operatieve behandeling wordt gekozen. In eerste instantie zal de eerste keuze van behandeling een conservatieve zijn.

 

Voorbeeld van een nagenoeg verdwenen gewrichtsspleet van het enkelgewricht.

 

Hier is een forse slijtage van het gewricht van de grote teen te zien. De kleine inzet laat een normaal gewricht van de grote teen zien.

Behandelingen conservatief

  • steunzolen (die steunen en/of immobiliseren)
  • aangepast schoeisel; eventueel (semi) orthopedische schoenen (OSA/OSB)
  • brace; bij slijtage in de enkel kan dit een optie zijn.
  • pijnstillers
  • afvallen bij overgewicht
  • infiltratie van het gewricht met corticosteroïden

Behandelingen operatief
Vaak bestaat de operatieve behandeling van artrose in de voet uit het vastzetten van een gewricht; de twee gewrichtsuiteinden van 2 botten. De resten kraakbeen worden verwijderd en het gewricht wordt met kleine schroefjes en/of plaatjes aan elkaar vastgezet. Het gewricht kan dan niet meer bewegen maar doet geen pijn meer.

Bij het vastzetten van het enkel gewricht zijn grotere schroeven nodig; soms wordt er ook een plaat geplaatst. De operatie wordt via een open methode of scopische methode gedaan. Een operatieve behandeling van de voet of enkel is een intensief traject. Er volgt vaak een gips immobilisatie van 6-12 weken. Risico’s van een operatie; wond infectie, neuro-vasculaire schade (schade van zenuwen of bloedvaten), het niet vastgroeien van de gewrichtsuiteinden (dan volgt soms een 2e operatie) Indien er sprake is van artrose in het enkelgewricht is soms het plaatsen van een kunstgewricht (enkelprothese) een optie. Deze optie wordt niet verricht in de Gelre ziekenhuizen.

Behandelmethodes

MTP / ArtodeseFysiotherapie

Voetballersenkel

Een ander woord voor de voetballersenkel is impingement van de enkel.  Bij impingement loopt er letterlijk ‘iets vast/klem’. Dit gebeurt tussen het sprongbeen (talus) en het onderbeen (tibia). Er kan sprake zijn van botaangroei door, waarschijnlijk, vaak herhaalde micro-traumata; bijv. door het schieten van een bal met de wreef. We spreken dan van een ‘benig’ impingement. Als er alleen een verdikt kapsel aanwezig is wat vast loopt, spreken we van een weke-delen impingement Bij de voetballers enkel zitten de klachten aan de voorkant van de enkel. (bij een zogenoemde ‘dansers enkel’ zitten de klachten juist aan de achterzijde van de enkel).

Klachten en symptomen
Bij een voetballersenkel zijn er pijnklachten aan de voorkant van de enkel. Er zijn geen instabiliteitsklachten. Vaak is er niet echt een duidelijk trauma geweest. Het kan langzaam optreden.  Bij sporten en/of inspanning nemen de klachten vaak toe terwijl rust de klachten doet afnemen. De enkel kan lokaal wat dikker zijn maar dit hoeft niet

Oorzaken
Het is niet precies duidelijk wat de oorzaak van een impingement is maar vaak herhaalde micro-traumata zijn waarschijnlijk de oorzaak van het ontstaan van de klachten. Denk aan het vaak schieten van een bal. Er treedt zwelling op van het kapsel en/of vormt zich botaanwas op het sprongbeen of scheenbeen. Dit ‘loopt vast’ als de voet naar het onderbeen wordt bewogen (dorsaal flexie).
Hierdoor treedt er meer zwelling op – loopt eerder vast – meer pijn; een neerwaartse spiraal.

Diagnose
Na het aanhoren van het verhaal van de patiënt zal de arts een lichamelijk onderzoek doen. Er is m.n. een herkenbare drukpijn over de voorkant van het enkel gewricht. Geforceerde dorsaalflexie zal de pijn meestal doen verergeren. Er zal standaard een (belaste) röntgenopname worden gemaakt. Hierop worden breuken uitgesloten, kan er worden gekeken of er sprake is van artrose (=slijtage) en kan de eerder genoemde ‘botaanwas’ worden gezien. Een MRI-scan behoort niet tot het standaard onderzoek. Er hoeven namelijk geen afwijkingen te worden gezien op de MRI-scan, terwijl er wel een (weke delen) impingement kan bestaan.

Behandelingen conservatief
De behandeling bestaat uit het rust geven van de enkel zodat de lokale zwelling af kan nemen en minder snel ‘vast loopt’ . Een tijdje minder sporten of een andere sport gaan doen kan een positief effect hebben. Bij onvoldoende effect kan een fysiotherapeut worden ingeschakeld.

Medicatie
Bij aanhoudende klachten kan een injectie in de enkel worden gegeven. Deze injectie bevat een corticosteroïd en heeft als doel de irritatie van het gewrichtskapsel te laten afnemen. Een NSAID (ontstekingsremmende tablet) kan ook tijdelijk worden voorgeschreven.

Behandelingen operatief
Als de klachten desondanks blijven bestaan kan een operatie worden overwogen. Dat is meestal een kijkoperatie (arthroscopie) waarbij via 2 of 3 kleine sneetjes in de enkel kan worden gekeken. Doel is om verdikt en geïrriteerd weefsel weg te halen. Ook eventueel aanwezige botaanwas kan worden weggehaald

Instabiliteit

Enkel instabiliteit verwijst naar een situatie waarbij het enkel gewricht onstabiel aan voelt of onstabiel is, wat vaak leidt tot een gevoel van onzekerheid of moeite om het evenwicht te behouden. Het kan worden veroorzaakt door verschillende factoren, zoals een eerdere enkelverstuiking, zwakte in de spieren die het enkelgewricht ondersteunen of structurele afwijkingen in de botten of ligamenten van de enkel. Enkel instabiliteit kan leiden tot ongemak en moeite met activiteiten zoals lopen of hardlopen en kan het risico op verdere letsel aan de enkel verhogen. Behandelingsopties kunnen onder andere fysiotherapie, oefeningen om de spieren rond de enkel te versterken, het gebruik van brace of andere ondersteunende middelen of, in sommige gevallen, chirurgie zijn.

Klachten en symptomen
Mensen met enkel instabiliteit kunnen verschillende klachten ervaren. Sommige van de meest voorkomende klachten zijn:

  • Onzekerheid, pijn of instabiliteit bij het lopen of staan op een ongelijke ondergrond
  • Vaak door de enkel heen zwikken
  • Een gevoel van instabiliteit of ‘zweven’ in het enkelgewricht
  • Pijn en/of zwelling van het enkel gewricht
  • Een gevoel van ongemak, pijn, of moeite met het uitvoeren van bepaalde activiteiten, zoals lopen, sporten of het uitvoeren van taken op het werk
  • Een gevoel van ongemak of pijn tijdens het dragen van hoge hakken of andere schoenen (sportschoenen of schoenen met een dikke zool)

Oorzaken
Er zijn verschillende oorzaken van enkel instabiliteit. Sommige van de meest voorkomende oorzaken zijn:

  • Een eerdere enkelverstuiking: een enkelverstuiking kan leiden tot beschadiging van de ligamenten (banden) in/rondom de enkel, wat kan leiden tot instabiliteit.
  • Zwakte in de spieren die het enkelgewricht ondersteunen: als de spieren rond het enkelgewricht zwak zijn, kan dit leiden tot instabiliteit van het gewricht.
  • Structurele afwijkingen in de ligamenten van de enkel: sommige mensen kunnen van nature afwijkende ligamenten hebben die leiden tot instabiliteit van de enkel.
  • Overgewicht: het dragen van extra gewicht kan extra druk op het enkelgewricht plaatsen en kan leiden tot instabiliteit.
  • Slechte voetboog: als de voetboog van de voet niet goed ondersteund wordt, kan dit leiden tot instabiliteit van de enkel.
  • Artritis: ontsteking in het enkelgewricht kan leiden tot instabiliteit.
  • Andere aandoeningen: sommige medische aandoeningen, zoals reumatoïde artritis en multiple sclerose, kunnen leiden tot instabiliteit van de enkel.

Diagnose

Er zijn verschillende manieren om de diagnose enkel instabiliteit te stellen, afhankelijk van de ernst van de aandoening en de aanwezigheid van andere aandoeningen of letsels.
De diagnose enkel instabiliteit kan, door een getraind persoon, worden gesteld doormiddel van fysiek onderzoek en door vragen te stellen over de geschiedenis van het letsel. Tijdens hetlichamelijk onderzoek zal de bewegelijkheid van de enkel worden beoordeeld en zal naar zwelling en pijn provocatie worden gekeken. Mn wordt gekeken of er een abnormale bewegelijkheid op te wekken is in bepaalde richtingen; die normaal gesproken stabiel behoren te zijn.
Andere mogelijkheden die kunnen bijdragen aan het stellen van de diagnose zijn aanvullende onderzoeken zoals röntgenfoto's of een MRI-scan.

Behandelingen
De behandeling van enkel instabiliteit hangt af van de ernst van de aandoening en de aanwezigheid van andere aandoeningen of letsels. In sommige gevallen kan enkel instabiliteit met behulp van enkelbanden of een enkelbrace behandeld worden, terwijl in andere gevallen fysiotherapie of een operatie nodig kunnen zijn.

  • Enkelbanden of een enkelbrace: Deze hulpmiddelen kunnen worden gebruikt om de enkel te ondersteunen en te stabiliseren. Het kan helpen om pijn te verminderen en de beweeglijkheid te verhogen.
  • Fysiotherapie kan helpen om de spieren rond de enkel te versterken en de beweeglijkheid te verhogen. Dit kan het herstel van enkel instabiliteit versnellen.
  • In sommige gevallen kan een operatie nodig zijn om de enkel te stabiliseren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij ernstige instabiliteit of bij het aanwezig zijn van een breuk.
  • Het is belangrijk om te onthouden dat het herstel van enkel instabiliteit tijd kan kosten en dat het belangrijk is om de aanwijzingen van de arts op te volgen om het risico op terugval te verminderen.

Hallux valgus

Een scheefstaande grote teen komt vaak door erfelijkheid in bepaalde families voor. De voorvoet is dan ook vaak breder waardoor er ter plaatse van de grote teen een knobbel (bunion) met een drukplek kan ontstaan in te strakke schoenen. De grote teen kan ook druk geven tegen de 2de teen zodat daar een drukplek kan ontstaan of de tenen zelfs over elkaar gaan liggen. De behandeling zal in het begin bestaan uit een schoen aanpassing door een extra brede maat te kiezen. Soms kan een inlegzool helpen om het doorzakken van de voet te voorkomen. Als er drukpunten tussen de grote teen en de naastliggende tenen zijn, dan kan een siliconen tussenstukje (orthese) een oplossing zijn. Als deze maatregelen onvoldoende effect hebben, dan kan een operatieve behandeling overwogen worden.

Hallux rigidus

Klachten en symptomen
Hallux is de Latijnse naam voor grote teen en rigidus betekent stijf, dus letterlijk vertaald: stijve grote teen. Dit is meestal het gevolg van kraakbeen-slijtage (artrose) van het grote teen gewricht. In dit gewricht komen twee botjes samen: het eerste middenvoetsbeentje en het eerste kootje van de grote teen. Die botten zijn voorzien van een laagje glad kraakbeen, zodat het gewricht soepel kan bewegen. Op zich is het normaal dat met het toenemen van de leeftijd kraakbeen in een gewricht van dikte en samenstelling verandert. Maar bij artrose is de slijtage van het kraakbeen overmatig. Het kraakbeen wordt dun, brokkelig, of verdwijnt helemaal. Het lichaam kan dit niet meer repareren. De grote teen kan door de stijfheid minder goed omhoog en omlaag bewegen. Bij het lopen is bij het afwikkelen vooral het omhoog bewegen belangrijk en dat geeft dus ook de meeste klachten

De belangrijkste klacht is pijn aan het grote teen gewricht. Dit kan gepaard gaan met ochtendstijfheid en startpijn (pijn bij de eerste stappen met lopen). De meeste pijn wordt gevoeld bij het afwikkelen van de voet. Omdat er dan, soms ongemerkt, meer over de buitenkant van de voet afgewikkeld wordt, kan er ook pijn in de rest van de voorvoet ontstaan. Ook kan er wisselend zwelling van het gewricht zijn. Bij langer bestaan ontstaat er meestal een bobbel aan de bovenkant bij de grote teen, de zogenaamde osteofyt.

Oorzaken
Net als bij andere vormen van artrose is er niet één enkele oorzaak die alle slijtage van de grote teen verklaart. De meest voorkomende oorzaken zijn:

  • Na een fractuur of zogenaamde micro-traumata (alsmaar kleine tikken tegen het gewricht, bijvoorbeeld bij voetbal)
  • Bepaalde ziekten als reumatoïde artritis (reuma) of jicht
  • Bij verlammingen en bij een jarenlang bestaande hallux valgus
  • Soms ook jaren na een operatie voor een hallux valgus
  • Maar vaak is er geen duidelijke oorzaak aan te wijzen. Dit laatste wordt dan “idiopathisch’ genoemd.

De diagnose is vrij eenvoudig te stellen op het verhaal van de klachten en het lichamelijk onderzoek met een bewegingsbeperking van de grote teen, soms met crepitaties (zacht kraken). De grote teen beweegt meestal pijnlijk en soms is een bobbel voelbaar. Een röntgenfoto bevestigt zowel de diagnose als het stadium van de artrose. Bovendien kan de foto soms een idee geven over de oorzaak van de artrose en eventuele andere afwijkingen aantonen of uitsluiten. Ander röntgen onderzoek of een scan is overbodig. Soms is bloedonderzoek nodig, naar bijvoorbeeld jicht.

Hamertenen

Klachten en symptomen
De termen hamerteen en klauwteen worden vaak door elkaar gebruikt, maar ze beschrijven in feite verschillende afwijkingen. Bij een hamerteen is het gewrichtje tussen het eerste en tweede kootje gebogen en tussen tweede en derde kootje gestrekt. Een klauwteen heeft daarbij nog een (over)strekking in het gewrichtje tussen het middenvoetsbeentje en het eerste kootje (het MTP of MetaTarsoPhalangeale gewricht).

Als de kromstand van de teen kort bestaat is deze nog soepel, maar bij lang bestaan kan deze kromstand stug worden. Dan geeft deze afwijking meestal klachten. Een hamerteen kan zeer pijnlijk zijn en veel hinder geven bij het dragen van heel gewone schoenen. Meestal ontstaat er op het gewrichtje tussen het eerste en tweede kootje een likdoorn of eksteroog, die vanwege het wrijven tegen de schoen pijn veroorzaakt en ook kan gaan ontsteken. Bij een stugge hamer- en klauwteen kan er ook een pijnlijke eeltplek op het topje van de teen ontstaan door de kromstand. Tevens kan er eelt en pijn onder de voorvoet ontstaan, omdat de kromstand van de hamerteen het kopje van het middenvoetsbeentje naar beneden drukt en daarmee abnormaal veel druk veroorzaakt. Tenslotte kan dit gepaard gaan met ontsteking en pijn in het gewrichtje tussen het middenvoetsbeentje en het eerste kootje (MTP gewricht). Het kapsel van dit gewrichtje raakt dan slap en uitgerekt, waarna de teen in dit gewrichtje geleidelijk uit de kom gaat naar boven. Dit veroorzaakt dan weer meer druk onder het kopje van het middenvoetsbeentje en zodoende kan er pijn ontstaan zowel aan de onderkant van de voorvoet, alsook aan de bovenkant van de teen.

Oorzaken
Er is niet één exacte oorzaak voor het ontstaan van een hamerteen aan te geven. Normaal gesproken is er een evenwicht tussen de verschillende spieren die de tenen bewegen: de buigers en de strekkers van de teen en de kleine voetspiertjes (de zgn. intrinsieke musculatuur). Als dit evenwicht in de besturing verstoord wordt, kan een hamerteen ontstaan. Er zijn veel oorzaken voor een verstoring van dit evenwicht, maar in het algemeen komt het doordat de functie van de kleine voetspiertjes uitvalt. Ook dit kan weer vele oorzaken hebben, zoals oudere leeftijd al dan niet gepaard gaande met slagaderverkalking (“arteriosclerose”), diabetes, reuma, een doorgemaakt ongeval etc. Verder is een veel voorkomende oorzaak van een hamerteenstand van de tweede teen een hallux valgus. Doordat de grote teen niet optimaal functioneert raakt de sturing van de tweede teen uit zijn evenwicht en kan een hamerteen ontstaan, maar ook doordat de grote teen onder de tweede teen groeit en daarmee deze teen in een hamerteenstand drukt.

Schouder

Aandoeningen

Artrose

Klachten en symptomen
Patiënten met slijtage van het schoudergewricht klagen meestal over pijn, bewegingsbeperking of een combinatie van beiden. De schouder kan soms een krakende sensatie geven en er kan nachtelijke pijn zijn. In het dagelijks leven kan er veel hinder zijn bij het bewegen van de arm.

Oorzaken
Het schoudergewricht bestaat eigenlijk uit twee gewrichten.  In het ene gewricht bewegen het sleutelbeen en het bovenste gedeelte van het schouderblad ten opzichte van elkaar. Dit gewricht heet het acromioclaviculaire gewricht, of AC-gewricht. Het andere gewricht laat de bovenarm en de gewrichtskom van het schouderblad ten opzichte van elkaar bewegen. Dit gewricht heet het glenohumerale gewricht.

De kraakbeen laag van het gewricht slijt door onbekende oorzaak. Hierdoor wordt de laag kraakbeen op het botuiteinde dunner. Uiteindelijk komt het bot (gedeeltelijk) bloot te liggen. Een ontstekingsreactie van het gewricht kan het kraakbeen ook aantasten, bijvoorbeeld bij reumatoïde arthritis.

Artrose kan ook ontstaan na bijvoorbeeld een botbreuk. Het kraakbeen kan rechtstreeks beschadigen, of extra snel slijten door een andere manier van bewegen. Artrose die optreedt na een botbreuk of ongeval noemen we posttraumatische artrose.

Diagnose
Naast het stellen van vragen (de anamnese) en het lichamelijk onderzoek zal er doorgaans een röntgenfoto worden gemaakt van uw schouder. Als uw behandelend arts dit nodig acht, zal aanvullend nog een echo, MRI of CT aangevraagd worden om samen met u verder beleid te maken.

Behandelingen
Uw arts zal de behandelopties met u bespreken. Bij een behandeling zonder operatie kunt u denken aan een oefentherapie (fysiotherapie), pijnstilling (o.a. paracetamol of ontstekingsremmers) en een injectie met corticosteroïden in het gewricht.

Als er sprake is van ernstige arthrose in het schoudergewricht (glenohumeraal) kan ook in overleg met u gekozen worden voor het plaatsen van een schouderprothese. Het type schouderprothese (anatomisch of omgekeerd) hangt af van uw leeftijd en de kwaliteit van uw bot en schouderpezen. Bij een arthrose in het acromioclaviculaire gewricht kan een stukje sleutelbeen verwijderd worden om de pijn te verlichten. Deze laatste ingreep wordt soms ook direct verricht bij het plaatsen van een schouderprothese.

Rotator cuff letsel

Wat is een rotator cuff ruptuur? Indien één of meerdere pezen van de rotator cuff gescheurd zijn, is er sprake van een rotator cuff ruptuur. Deze ruptuur kan slechts gedeeltelijk (partieel) zijn of volledig door de totale dikte van de pees. Een defect van de rotator cuff betekent niet per definitie dat er klachten zijn. Veel mensen van 60 jaar of ouder hebben een scheurtje in één van de pezen zonder enige pijn of functieverlies. Een scheur kan groter worden en uiteindelijk wel klachten veroorzaken. De pezen groeien nooit vanzelf vast. Een scheur in de rotator cuff kan acuut ontstaan, of een chronisch beloop hebben. Een acute scheur in de pezen van de rotator cuff ontstaat meestal door een trauma, zoals een val. Ook een plotselinge beweging, het dragen van een te zware last of het uit de kom schieten van de schouder (luxatie) kunnen een scheur veroorzaken. Chronische (langer bestaande) scheuren geven meestal een sluipend begin van de klachten. Veelal aanvankelijk aangeduid als slijmbeursontsteking zonder duidelijke oorzaak. Dergelijke scheuren ontstaan meestal pas boven de leeftijd van 50-60 jaar. Oorzaken kunnen zijn: een val in het verleden, langdurig bestaan van een te kleine ruimte tussen het dak van de schouder (acromion) en de pees (impingement), herhaaldelijke overbelasting (microtraumata), ouderdom (degeneratie), slijtage of vervorming van het schoudergewricht. Vaak is er een combinatie van factoren.

Indien een scheur in één van de pezen klachten veroorzaakt, is dit het gevolg van een balansverstoring in de schouder ten gevolge van de scheur. Zo zijn er genoeg mensen met een peesscheur waarbij de schouder wel in balans is, en die geen klachten hebben. De klachten passend bij een scheur in één of meerdere van de pezen bestaan meestal uit:

  • Pijn die u ’s nachts uit de slaap kan houden en die verergert bij bewegen (met name heffen) van de arm
  • Pijn bij het liggen op de arm is
  • Klachten die toenemen bij werkzaamheden boven schouderniveau
  • Pijn bij plotselinge bewegingen en reflexen
  • Het moe en zwaar worden van de arm bij het lang aanhouden van een bepaalde positie
  • Krachtsverlies en onvermogen de arm te kunnen heffen (bij een grote scheur

Indicatiestelling
Een rotator cuffscheur kan op grond van uw verhaal en door het uitvoeren van lichamelijk onderzoek vermoed worden. Bij verdenking van een cuffscheur zal de arts een echo maken. Een echo is een volledig pijnloos onderzoek waarbij met behulp van hoogfrequente geluidsgolven een afbeelding wordt gemaakt van de pezen en spieren in de schouder. Slechts bij twijfel zal er aanvullend een MRI gemaakt worden om de diagnose bevestigen en om de kwaliteit van de pezen te beoordelen.

De behandeling hangt af van de leeftijd, de duur van de klachten, de intensiteit van de klachten, de oorzaak van de scheur en de scheur zelf en kan bestaan uit een conservatieve behandeling of een operatieve behandeling. Conservatieve behandeling Er zijn verschillende mogelijkheden om de klachten te verminderen. In eerste instantie zal de doelstelling van de behandeling zijn om de pijn en de ontstekingsreactie (irritatie) van de slijmbeurs of het schoudergewricht te bestrijden. Dit kan doormiddel van medicatie (een NSAID) of infiltratie. Bij infiltratie wordt er een corticosteroïdenoplossing (ontstekingsremmer) in de slijmbeurs gespoten. Na infiltratie kunnen de klachten de eerste twee dagen toenemen. Hierna gaan de corticosteroïden hun werk doen en nemen de klachten af. De duur van de werking van deze infiltraties is heel verschillend. Sommige mensen zijn hiermee lange tijd van hun klachten af. Ook fysiotherapie kan uitkomst bieden. De fysiotherapeut zal doormiddel van oefeningen de pijn proberen te verlichten, de stabiliteit te vergroten en de niet-aangedane spieren te versterken. Soms kan een combinatie van bovenstaande behandelmogelijkheden uitkomst bieden.

Frozen shoulder

Klachten en symptomen.
De belangrijkste klachten zijn vaak pijn en bewegingsbeperking. Acute onverwachte bewegingen geven ook felle pijnscheuten in de schouder, eventueel doortrekkend naar den arm en/of nek. De pijn kan wisselend aanwezig zijn maar ook continue (ook s nachts). Activiteiten als aan- en uitkleden, iets uit een hoge kast pakken en autorijden zijn pijnlijk.

Oorzaken
De oorzaak van een frozen shoulder is niet bekend, maar we weten wel dat er sprake is van een gewrichtsontsteking. Deze ontsteking zorgt ervoor dat het kapsel om het gewricht verschrompelt en verdikt. Hierdoor kan de schouder niet meer, of niet zonder pijn bewegen. Soms ontstaat een frozen shoulder spontaan bij patiënten met suikerziekte. Een frozen shoulder kan ook ontstaan na een schouderoperatie of een blessure. Het gewrichtskapsel kan zich namelijk door een soort littekenreactie samentrekken.

Diagnose
De diagnose wordt meestal gesteld naar aanleiding van de anamnese en het lichamelijk onderzoek. Hierbij staan pijn en bewegingsbeperking van het schoudergewricht vaak op de voorgrond. Ter aanvulling kan soms nog een echo of MRI aangevraagd worden om de oorzaak van de frozen shoulder helder te krijgen.

Behandelingen en beloop
Doorgaans kent een frozen shoulder 3 fasen:
Fase 1  is de verstijvende fase. Die duurt zes weken tot maximaal negen maanden. De pijn neemt langzaam toe en de beweeglijkheid neemt af.

Fase 2  heet de frozen of bevroren fase. De pijn neemt langzaam af, maar de stijfheid blijft. Deze fase duurt vier tot negen maanden.

Fase 3  is de laatste fase – de ontdooiende fase. De pijn verdwijnt naar de achtergrond, en de beweeglijkheid komt langzaam terug tot (bijna) normaal. Deze fase duurt vijf maanden tot twee jaar.

In de eerste fase is het belangrijk de pijn te verminderen. Dat kan bijvoorbeeld door het gebruik van pijnstillers (zoals diclofenac of ibuprofen) of door een injectie met corticosteroïden in het gewricht. In de latere fasen is actieve oefentherapie belangrijk voor het herstel van uw schouderfunctie. Bewegen binnen de pijngrenzen is in ieder geval belangrijk voor uw herstel. Een operatie voor een frozen shoulder is niet gangbaar. Het is belangrijk te beseffen dat een frozen shoulder lange tijd in beslag kan nemen voor het herstel.

Behandelmethodes

Corticosteroid injecties

Bicepspeesklachten

Aan de voorkant van de bovenarm bevindt zich de bicepsspier. Deze spier heeft twee aanhechtingspunten: de korte bicepspees en de lange bicepspees. De laatste is meestal aangedaan en geeft meestal pijnklachten aan de voorzijde van de schouderkop.

Klachten en symptomen
Bicepsklachten uiten zich in pijn aan de voorzijde van de kop van de schouder. Het optillen van de arm is pijnlijk, evenals het aanspannen van de bicepsspier. Bicepstendinitis en een lange bicepspees ruptuur komt vooral voor bij 40-plussers. SLAP laesies worden vooral gezien bij (bovenhandse) sporters.

Bicepstendinitis
Wrijving van de bicepspees kan een ontsteking veroorzaken. Deze ontsteking kan tevens onderdeel zijn van het subacromiaal pijnsyndroom of kan voorkomen in combinatie met een rotator cuff scheur.

Lange biceppeessruptuur
Doordat u valt of iets zwaars opvangt, kan uw bicepspees inscheuren of helemaal afscheuren.  Dit heet een bicepspeesruptuur. U voelt soms een knapje en u heeft een blauwe plek op de voorkant van uw bovenarm. Ook heeft u soms ineens een grotere spierbal op uw bovenarm. De pees kan aan de kant van de schouder afscheuren maar ook aan de kant van de elleboog.

SLAP laesie
SLAP is een afkorting van Superior Labral tear from Anterior to Posterior. Aan de bovenkant van de kom van de schouder zit de lange bicepspees aan het labrum (kraakbeen) vast. Deze aanhechting kan van voor tot achter losscheuren bij letsels waarbij er hard aan de arm getrokken wordt. Bijvoorbeeld wanneer men in een val iets grijpt om de val te voorkomen of bij een slaande bovenhandse beweging tijdens sporten.

Diagnose
Er zijn specifieke testen bij het lichamelijk onderzoek waarmee bicepspees klachten worden aangetoond. Met een echo of MRI scan kunnen bicepspeesklachten verder in beeld gebracht worden als dat nodig is. Op een röntgenfoto zijn vaak geen afwijkingen te zijn. Toch wordt altijd ook een röntgenfoto gemaakt om andere oorzaken van schouderklachten uit te sluiten.

Een gescheurde bicepspees is vaak te herkennen aan de veranderde vorm van de spierbal. (Popeye fenomeen) Ook dit kan verder in beeld gebracht worden met een echo of MRI scan.

Behandelingen
De behandeling van irritatie van de bicepspees is meestal niet operatief. Met fysiotherapie en pijnstillers kunnen de klachten verminderen. Als dat onvoldoende helpt kan soms een injectie met een ontstekingsremmer (corticosteroïden) in de schouder gegeven worden. Als laatste mogelijkheid is er nog de optie om de bicepspees tijdens een kijkoperatie door te snijden op de plaats waar hij vast zit aan de kop van de bovenarm zodat u daarna geen last meer heeft van de irritatie. dit wordt soms ook gedaan als tijdens een kijkoperatie van de schouder voor een andere reden, blijkt dat de bicepspees geïrriteerd is. Omdat de bicepspees aan de bovenkant op twee plaatsen vast zit (ook nog aan het schouderblad) zorgt het doorsnijden van de pees bij de kop van de bovenarm meestal niet voor krachtsverlies.

Als de bicepspees scheurt aan de bovenkant, ter plaatse van de schouder, gaan de klachten meestal vanzelf weer over. De fysiotherapeut kan helpen bij terugkrijgen van de kracht en bewegelijkheid van de schouder. Aan de onderkant, ter plaatse van de elleboog zit de bicepspees maar op een plaats vast. Daarom is het als de bicepspees aan de onderkant afscheurt vaak nodig om hem weer vast te hechten met een operatie.

Instabiliteit (luxatie)

Operatie
Als de behandeling zonder operatie niet helpt, kunt u geopereerd worden. Zo’n operatie heet een stabiliserende schouderoperatie. Dit gebeurt met een kijkoperatie (artroscopie) of een open operatie. Een operatie heeft vooral zin bij mensen met een instabiele schouder na een ongeluk. Mensen die extreem lenig zijn (hyperlaxiteit of hypermobiliteit), hebben na een operatie grote kans op herhaling van de klachten. Voor hen is de spierkracht en de coördinatie van de spieren belangrijk. Fysiotherapie en sporten kan daarbij helpen. Kort voor de operatie krijgt u een antibioticum om de kans op infectie te verkleinen. De operatie gebeurt onder algehele narcose of een zenuwverdoving (plexusblokkade). Een zenuwverdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt.

Er zijn 2 manieren van opereren

  • Via een kijkoperatie (artroscopie) kan de arts:
    – Het afgescheurde labrum weer vastzetten. Daarmee blijft de kop beter in de kom. Deze operatie heet Bankart repair of artroscopische schouderstabilisatie.
    – Het gewrichtskapsel inkorten. Het kapsel wordt wat strakker gemaakt. Dat maakt het schoudergewricht weer steviger. Deze operatie heet een cupsulair shift.
  • In een open operatie kan de orthopeed een stukje bot (botblok) weghalen van de voorkant van het schouderblad (processus coracoideus) met daaraan vast een pees. Hij of zij maakt dit met schroefjes vast aan de voorkant van de schouderkom. Dit zorgt voor extra stevigheid. De kop kan dan niet meer zo snel uit de kom schieten. Dit heet ook wel de Bristow of Latarjet-procedure. Beide operaties duren een tot anderhalf uur. Meestal mag u nog dezelfde dag weer naar huis.

Mogelijke complicaties

  • Infectie van de wond
  • Pijn (aanhoudende pijnklachten)
  • Stijfheid (frozen shoulder)
  • Zenuwletsel
  • Nabloeding
  • Niet goed vastgroeien van het botblokje
  • Kans op een nieuwe luxatie of ontwrichting
  • Slijtage/artrose van het schoudergewricht

Gebroken schouder / sleutelbeen

De sleutelbeenbreuk of clavicula fractuur
De sleutelbeenbreuk is één van de meest voorkomende botbreuken. Dit komt door zijn oppervlakkige ligging waardoor er bij een val veel kracht op komt. Het is gelukkig bijna altijd een gemakkelijk genezende botbreuk. Er doen zich zelden complicaties voor. De behandeling is eenvoudig; enige weken rust is alles wat nodig is.

Diagnose en onderzoek
Omdat het sleutelbeen door zijn ligging zo makkelijk is te onderzoeken, kan de arts na zijn onderzoek meestal met zekerheid vaststellen of uw sleutelbeen gebroken is. Het is dan niet altijd nodig om een röntgenfoto te maken. Er zal vaak een foto vd borstkast en longen worden gemaakt omdat een breuk vd ribben vaak ook voorkomt naast een sleutelbeen breuk.

Behandelmethodes

Klachten na prothese

Eén op de vijf Nederlanders heeft weleens last van de schouder. Sommige mensen komen in aanmerking voor een kunstgewricht (prothese). De Nederlandse orthopeden plaatsen ongeveer 3500 schouderprothesen per jaar.

De schouder
De schouder bestaat uit verschillende delen:

  • Schouderkop op de bovenarm
  • Schouderkom aan het schouderblad
  • Sleutelbeen
  • Schouderblad met aan de bovenkant het schouderdak
  • Gewrichtskapsel
  • Rotator-cuff; spieren en pezen rondom de schouder. Deze zorgen er samen voor dat de arm bijna alle kanten op kan bewegen en dat de kop op zijn plaats blijft.

Redenen voor een prothese
De belangrijkste redenen voor een schouderprothese zijn:

U krijgt eventueel een schouderprothese als de behandeling zonder operatie niet helpt. Een schouderprothese plaatsen is dus de allerlaatste stap. Het doel is om de pijn te verminderen en de beweging van de schouder te verbeteren.
Uw arts bespreekt met u of u voor een prothese in aanmerking komt. En houdt daarbij bijvoorbeeld rekening met uw leeftijd en of u nog andere ziekten heeft.

Soorten schouderprothesen
Er zijn drie soorten schouderprothesen:

  • Gewone (reguliere) schouderprothese. Deze heet ookanatomische schouderprothese. De kop en de kom worden vervangen door een kop van metaal en een kom van kunststof.
    Deze prothese gebruiken we vooral bij patiënten met een versleten schouder zónder scheuren in de pezen en spieren er omheen (rotator cuff). De spieren en pezen zijn nog goed en de kop blijft daarmee op zijn plaats.
  • Omgekeerde schouderprothese. Deze heet ook reversed schouderprothese. De naam verklapt eigenlijk al wat dit is. De kop komt op de plaats van de kom en het kommetje op de plaats van de kop.
    Ook hier is de kop van metaal. Het kunststof kommetje zit vast aan een metalen steel die vastgroeit of met botcement wordt geplaatst in de bovenarm.
    Deze prothese gebruiken we als niet alleen het gewricht maar óók de spieren en pezen er omheen (rotator cuff) beschadigd zijn. Die beschadigde pezen en spieren zorgen ervoor dat de kop niet goed voor de kom blijft zitten.
    Als we hier een gewone schouderprothese plaatsen, kunnen de beschadigde spieren en pezen nog steeds hun werk niet doen. De kop blijft dan nog steeds niet goed voor de kom zitten. Het gevolg: pijn en de patiënt kan de arm niet meer omhoog bewegen.
    Door kop en kom te wisselen, verplaatsen we het draaipunt in de schouder. De rotator cuffis dan niet meer nodig om de kop van de schouder op zijn plaats te houden. Een andere spier op de schouder (de deltoïdeus) kan de arm dan alsnog omhoog brengen.
  • Halve schouderprothese. Bij deze prothese vervangt de arts alleen de schouderkop. Dat kan als de kom nog goed is. Bij een gebroken schouderkop bijvoorbeeld.

In 2019 was ongeveer 75% van de geplaatste prothesen een omgekeerde schouderprothese, 20% een anatomische schouderprothese en 5% een halve schouderprothese. Deze gegevens komen uit de rapportage van de Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten (LROI).

Steel
Bij het vervangen van de schouderkop kan de arts kiezen voor een prothese zonder steel, met een korte steel, of met een lange steel. De resultaten van prothesen zonder steel en met een lange steel zijn 2.5 jaar na plaatsing ongeveer hetzelfde.

Materiaal
De steel van de prothese is van metaal (titanium, cobalt-chroom). De kop van de prothese is meestal gemaakt van staal of keramiek en het kommetje van kunststof (polyethyleen).

Operatie
De operatie gebeurt onder algehele narcose of een zenuwverdoving (plexusblokkade). Een zenuwverdoving kan worden gecombineerd met een slaapmiddel, waardoor u weinig of niets van de operatie merkt.

De orthopeed maakt een snee van 10-15 cm vanaf de schouder richting de bovenarm. Afhankelijk van de operatietechniek, zit de snee wat meer aan de voorkant, of juist aan de buitenkant van de bovenarm.
De orthopeed verwijdert de kop en kom van uw schouder en zet de prothese daarvoor in de plaats. Als de prothese stevig genoeg zit, gebruikt de orthopeed geen botcement. Is dat niet het geval dan gebruikt de arts wél botcement. Een andere reden om botcement te gebruiken is de hogere leeftijd van de patiënt. De operatie duurt ongeveer 2 uur.

De meeste mensen blijven 1 tot 2 dagen in het ziekenhuis. Soms is de operatie in dagbehandeling.

U heeft enkele dagen pijn en krijgt hiervoor pijnstillers. Meestal krijgt u tijdens uw opname ook medicijnen om trombose te voorkomen.

Complicaties
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen zijn er soms problemen (complicaties):

  • Infectie
  • Beschadiging van zenuwen
  • Nabloeding van de wond
  • Soms schiet de prothese uit de kom. In de eerste drie maanden na de operatie is de kans hierop het grootst.
  • Loslating van de prothese op langere termijn
  • Botbreuken, bijvoorbeeld bij reuma. Tijdens of na de operatie kan er een scheur of breuk ontstaan in het bot.

Klachten na een schouderprothese
De meeste patiënten zijn erg tevreden na een schouderporthese echter bij een kleine groep kunnen er na verloop van tijd kunnen toch klachten ontstaan.

Er kan een infectie ontstaan die zich pas laat manifesteert (low grade infectie) of die ontstaat na een infectie elders in het lichaam (secundaire infectie) Dit geeft klachten van pijn soms roodheid en koorts. Meestal is eer dan een operatie voor nodig om het te herstellen; Het gewricht moet gespoeld worden en soms moet de prothese verwijderd worden.

Bij een reguliere schouderprothese kan op den duur alsnog een scheur in de pezen of spieren (rotator cuff) ontstaan. In dat geval kan een tweede operatie nodig zijn, waarbij de reguliere prothese wordt omgebouwd naar een omgekeerde prothese.

Ook kan de prothese soms los gaan zitten na verloop van tijd. Dit komt soms door veelvuldig gebruik door de jaren heen of door slijtage van de nieuwe schouder. Gemiddeld gaat de schouder echter lange tijd mee (15 jaar). Ook bij klachten van loslating kan vaak de schouderprothese worden vervangen of omgebouwd (revisie).

Bij klachten van de schouder na het plaatsen van en schouderprothese, is het advies om uw orthopedisch chirurg te raadplegen.

Elleboog

Bekijk de aandoeningen

Artrose

Artrose van de elleboog is een degeneratieve verandering van het ellebooggewricht die pijn en stijfheid kan veroorzaken. Het ellebooggewricht bestaat uit drie botten: het opperarmbeen, de ellepijp en het spaakbeen.

De ellepijp en de opperarm ontmoeten elkaar bij de elleboog en vormen een scharnier. Dit scharnier maakt het mogelijk de arm te strekken en te buigen. De verbinding van het spaakbeen met de opperarm en de ellepijp zorgt ervoor dat de onderarm kan roteren. Het bovenste uiteinde van het spaakbeen is rond. Het steunt tegen de ellepijp en de opperarm terwijl de onderarm en hand van handpalm naar beneden draaien (pronatie) naar handpalm naar boven (supinatie).

In het ellebooggewricht zijn de uiteinden van de botten bedekt met gewrichtskraakbeen. Gewrichtskraakbeen is een glad, glad materiaal. Het beschermt de botuiteinden tegen wrijving wanneer ze tegen elkaar wrijven terwijl de elleboog beweegt. Gewrichtskraakbeen is zacht genoeg om als schokdemper te werken. Het is ook sterk genoeg om een leven lang mee te gaan, als het niet beschadigd raakt.

Klachten en symptomen
Pijn en stijfheid zijn de belangrijkste symptomen van artrose van elk gewricht. In eerste instantie is de pijn gerelateerd aan activiteit. Meestal vermindert de pijn tijdens het doen van de activiteit, maar na enkele minuten rusten nemen pijn en stijfheid toe. Naarmate de toestand verslechtert, kunt u zelfs in rust pijn voelen. De pijn kan de slaap verstoren. U kunt zwelling rond uw elleboog hebben. Uw ellebooggewricht kan zich vullen met vloeistof en strak aanvoelen, vooral na gebruik. Wanneer al het gewrichtskraakbeen van het gewrichtsoppervlak is afgesleten, kunt u een piep horen en een krakend gevoel in het gewricht voelen wanneer u uw elleboog beweegt. Dit krakende gevoel wordt crepitus genoemd.

Artrose beïnvloedt uiteindelijk de beweging van de elleboog. Het eerste dat de meeste mensen opmerken, is dat het moeilijk wordt om de arm volledig te strekken. Later vinden ze het moeilijk om te buigen. Verlies van beweging leidt tot zwakte en verminderde functie. Het dragen van zware voorwerpen aan de zijkant van het lichaam met gestrekte elleboog is bijzonder moeilijk.

Oorzaken
Artrose wordt veroorzaakt door degeneratie van het gewrichtskraakbeen van een gewricht. Primaire artrose is wanneer de degeneratieve veranderingen optreden zonder een specifieke oorzaak.

Posttraumatische artrose treedt op na een beschadiging, die vele jaren eerder kan zijn opgetreden. Een blessure kan het kraakbeen direct beschadigen. Stukken van het kraakbeen kunnen zelfs van het bot worden weggerukt en als de stukjes niet worden verwijderd, kunnen ze ronddrijven in het gewricht, waardoor het vast komt te zitten. Deze stukken worden losse lichamen genoemd. Ze kunnen ook veel pijn veroorzaken en meer schade aan de gewrichtsoppervlakken aanrichten.

Elke verwonding aan het ellebooggewricht kan ook de manier veranderen waarop het gewricht werkt. Na een elleboogfractuur kunnen de botfragmenten bijvoorbeeld niet precies op één lijn liggen. Ze genezen iets anders dan hun toestand vóór de blessure. Zelfs dit kleine verschil kan ervoor zorgen dat het gewricht aan de cyclus van slijtage begint. Het is net als een machine: als het mechanisme uit balans is, slijt het sneller.

Diagnose
De diagnose van artrose van de elleboog begint met een medische geschiedenis van het probleem. Uw arts zal u veel vragen stellen over uw pijn, hoe deze uw dagelijkse activiteiten beïnvloedt en eventuele verwondingen aan uw elleboog in het verleden. Omdat artrose zich over een lange tijd ontwikkelt, kunt u vragen krijgen over dingen die u lang geleden hebt gedaan. Zware handarbeiders hebben bijvoorbeeld een hoger risico op het ontwikkelen van artrose van de elleboog op latere leeftijd. Uw arts zal ook een lichamelijk onderzoek doen van de elleboog en mogelijk andere gewrichten in het lichaam. Röntgenfoto's zijn meestal de beste manier om te zien wat er met je botten gebeurt. Röntgenfoto's kunnen uw arts helpen de schade te beoordelen en te volgen hoe uw gewricht in de loop van de tijd verandert. Röntgenfoto's kunnen uw arts ook helpen om te zien hoeveel botsporen er aanwezig zijn en of er losse lichamen in het gewricht zitten. Röntgenfoto's kunnen ook de grootte van de gewrichtsruimte laten zien en hoeveel gewrichtskraakbeen er nog over is.

CT-scans geven een 3D-weergave om de grootte en locatie van aanwezige botsporen te tonen. CT-scans kunnen osteofyten onthullen die niet op gewone röntgenfoto's verschijnen. CT-scans laten de chirurg ook zien hoe dicht de botsporen zich bij de nervus ulnaris bevinden. Deze informatie is erg handig bij het plannen van een operatie om de sporen te verwijderen. Uw arts kan bloedonderzoek laten doen als er twijfel bestaat over de oorzaak van uw artrose. Bloedonderzoek kan bepaalde systemische ziekten aantonen, zoals reumatoïde artritis.

Niet-chirurgische behandeling
In bijna alle gevallen proberen artsen eerst niet-chirurgische behandelingen uit. Chirurgie wordt meestal niet overwogen totdat het onmogelijk is geworden om uw symptomen onder controle te houden. Het doel van een niet-chirurgische behandeling is om u te helpen uw pijn te beheersen en uw elleboog te gebruiken zonder meer schade aan te richten. Uw arts kan niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's), zoals aspirine en ibuprofen, aanbevelen om zwelling en pijn onder controle te houden. Andere behandelingen, zoals warmte, kunnen ook worden gebruikt om uw pijn onder controle te houden. Fysiotherapie helpt u te leren hoe u de symptomen kunt beheersen en de gezondheid van uw elleboog kunt maximaliseren.

Om van uw pijn af te komen, moet u mogelijk ook uw activiteiten aanpassen of beperken. Het kan zelfs nodig zijn om van baan te veranderen als uw werk zware, repetitieve bewegingen met de hand en pols vereist.

Een injectie met cortisonen in het ellebooggewricht kan tijdelijk verlichting geven. Cortison is een krachtig ontstekingsremmend medicijn. Het kan zeer effectief pijn en zwelling verlichten. De effecten zijn tijdelijk en duren meestal enkele weken tot maanden. Er is een klein risico op infectie bij elke injectie in het gewricht, en cortisone-injecties vormen hierop geen uitzondering.

Chirurgische behandeling

Uiteindelijk kan het nodig zijn om een soort chirurgische behandeling te overwegen. Er zijn verschillende operaties om gevorderde artrose van de elleboog te behandelen. Uw chirurg zal vele factoren in overweging nemen bij het beslissen welke procedure het beste voor u is, waaronder de ernst van gewrichtsdegeneratie, uw leeftijd, uw activiteitenniveau en hoe u uw elleboog gebruikt.

Als u zich in een vroeg stadium van artrose bevindt, kan uw arts arthroscopisch debridement aanbevelen. Bij arthroscopische procedures wordt een artroscoop gebruikt, een kleine tv-camera die via een zeer kleine incisie in het gewricht wordt ingebracht. Met de artroscoop kan de chirurg in het ellebooggewricht kijken. Bij arthroscopisch debridement maakt de chirurg andere kleine incisies om speciaal gereedschap in te brengen om botsporen te verwijderen, losse lichamen te verwijderen of het kraakbeen glad te maken. Soms is een kapselafgifte nodig. Het kapsel is een vezelig omhulsel rond het gewricht. Er wordt een incisie gemaakt in het weefsel en de voorkant (voorkant) van de capsule wordt verwijderd. Als de artritis verder gevorderd is, kan een grotere incisie nodig zijn om de operatie uit te voeren.

Ellebooggewrichtvervanging of totale elleboogartroplastiek (TEA) komt lang niet zo vaak voor als heup-, knie- of schoudervervanging. Dit is om een aantal redenen waar. Artrose in de elleboog komt niet zo vaak voor als artrose in gewichtdragende gewrichten. Ellebooggewrichtvervanging heeft ook een hogere complicatiegraad dan de meer gebruikelijke vervangende operaties. De vervanging van het ellebooggewricht is een goede keuze voor patiënten die meer beweging dan kracht nodig hebben. Oudere patiënten die niet zoveel kracht nodig hebben, zullen waarschijnlijk de voorkeur geven aan de resultaten van een elleboogvervangende operatie. Ze moeten bereid zijn om lage niveaus van activiteit met betrekking tot de elleboog te accepteren. Patiënten met gevorderde reumatoïde artritis zijn ook goede kandidaten voor een totale elleboogartroplastiek (TEA).

Slotklachten

Als de elleboog ‘op slot’ schiet, dan is er sprake van een plotselinge buig- of strekbeperking, die vaak weer verdwijnt na enige beweging in de elleboog. Soms kan dit ook langdurig blijven bestaan.

Klachten en symptomen
Losse stukjes in het gewricht hoeven niet per se klachten te geven, dit hangt er namelijk vanaf waar in het gewricht ze zitten. Zitten ze aan de voor of achterzijde, dan klemmen ze in het gewricht en geeft dit aanleiding tot een buig- of strekbeperking (met of zonder pijn), die vaak weer verdwijnt na wiebelen met de elleboog.

Oorzaken
Slotklachten van de elleboog kunnen worden veroorzaakt door een zogenaamd ‘Corpus Liberum’. Vaak is dit een stukje bot wat los is geraakt (gewrichtsmuis). In veel gevallen is er ook al sprake van enige mate van artrose (slijtage) van het gewricht, wat zorgt voor extra botvorming, wat makkelijk af kan breken. Soms ontstaan ze na een val, maar ze kunnen ook spontaan gevormd worden.

Diagnose
De diagnose wordt vaak grotendeels op het verhaal gesteld, aangevuld met een foto van het gewricht. Op een röntgenfoto is het stukje vaak niet goed te zien, dan is soms een CT of MRI met contrastmiddel nodig om de diagnose zeker te stellen.

Behandelingen
Dit hangt af van de frequentie en mate van hinder die door de slotklachten ontstaan. Indien het vaak gebeurt en er veel hinder ontstaat van de slotklachten is het te overwegen om middels een kijkoperatie het losse stukje te verwijderen.

Behandelmethodes

Kijkoperatie elleboog

Instabiliteit

De elleboog bestaat uit meerdere botten, die in het gewricht bewegen. De pezen, banden en spieren zorgen voor de stabiliteit. Indien er schade is, met name aan de banden, dan kan er een instabiliteit ontstaan.

Klachten en symptomen
Bij een letsel van de binnenband is er vaak sprake van een instabiel gevoel, pijn aan de binnenzijde en een verlies aan controle over de bewegingen.
Bij een letsel aan de buitenband kan er sprake zijn van pijnlijke ‘klikken’, snappen of blokkeren van de elleboog, meestal tijdens draaibewegingen.

Oorzaken
Slotklachten van de elleboog kunnen worden veroorzaakt door een zogenaamd ‘Corpus Liberum’. Vaak is dit een stukje bot wat los is geraakt (gewrichtsmuis). In veel gevallen is er ook al sprake van enige mate van artrose (slijtage) van het gewricht, wat zorgt voor extra botvorming, wat makkelijk af kan breken. Soms ontstaan ze na een val, maar ze kunnen ook spontaan gevormd worden.

Diagnose
De diagnose wordt vaak grotendeels op het verhaal gesteld, aangevuld met een foto van het gewricht. Soms is een MRI scan nodig om de precieze schade in beeld te krijgen.

Behandelingen
Vaak kan onder begeleiding van een fysiotherapeut de beweeglijkheid worden verbeterd en de oefentherapie kan bijdragen aan het leren stabiliseren van de elleboog.
Soms is het nodig om een bandreconstructie uit te voeren.

Peesontsteking

Er zijn diverse peesirritaties mogelijk rondom de elleboog. De tenniselleboog (epicondylitis lateralis) is hier de bekendste van. Ook kan er sprake zijn van een golferselleboog (epicondylitis medialis).

Klachten en symptomen
Bij een tenniselleboog is er vooral pijn aan de buitenzijde van de elleboog, soms uitstralend naar de onderarm en pols. Dit gebeurd met name als de strekspieren worden aangespannen, bijvoorbeeld als er iets opgetild wordt. Bij een golferselleboog is er met name pijn aan de binnenzijde van de elleboog, ook dit kan uitstralen naar de onderarm en pols. De pijn treedt op bij het gebruiken van de buigers van de pols of bij een vuist maken.

Oorzaken
De klachten worden veroorzaakt door een peesirritatie bij de aanhechting van de pezen. Vaak is dit door repeterende bewegingen (bijvoorbeeld wringen) of bij tennissen. De aandoening komt met name voor bij mensen boven de 35 jaar. Het is goed om te weten dat in verreweg de meeste gevallen de klachten vanzelf over zullen gaan, na 1 jaar is ruim 80% van de mensen van de klachten af.

Diagnose
De diagnose wordt vaak grotendeels op het verhaal gesteld en klinisch onderzoek. Meestal is geen aanvullend onderzoek nodig, alleen als eventueel een andere diagnose uitgesloten moet worden. Dan is er soms een aanvullende echo of MRI scan nodig.

Gescheurde bicepspees

De bicepspees loopt van de onderarm over het elleboogsgewricht richting de schouder. De pees kan scheuren op de aanhechting met de schouder, maar ook ter plaatse van de onderarm. In dit laatste geval is een operatie meestal nodig. De pees kan op verschillende plekken scheuren. Soms is er sprake van slechts een gedeeltelijke scheur.

Klachten en symptomen
Een scheur is vaak voelbaar en soms hoorbaar. Plotse pijn is voelbaar thv elleboogsplooi met een bloeduitstorting ter plaatse. Vaak is er nadien een ‘’popey’’ sign zichtbaar; een verdikking van de biceps thv de bovenarm. Dit komt doordat de spierbal zich terug trekt. Kracht zetten bij het buigen is vaak niet goed mogelijk.

Gebroken elleboog

De elleboog is een gewricht tussen de bovenarm en de onderarm. Het bijzondere aan de elleboog is dat het een verbinding vormt tussen het bovenarmsbot (de 'humerus') en twee botten van de onderarm, de ellepijp (de 'ulna') en het spaakbeen (de 'radius'). Het gewricht met de ellepijp zorgt voor het buigen en strekken van de elleboog, het gewricht met het spaakbeen zorgt voor de draaibeweging van de onderarm. Een veelvoorkomend letsel ter hoogte van de elleboog is een breuk aan het begin van de ellepijp (het 'olecranon'). Een andere veel voorkomende breuk zit aan het uiteinde van het spaakbeen de zogenaamde radiuskop.

Olecranon fractuur
De Lecranon fractuur is een gebroken ellepijp ter hoogte van de elleboog. Het olecranon is een onderdeel van de ellepijp ter hoogte van de elleboog. Het olecranon zorgt voor het scharnierende gedeelte van de elleboog. Aan het olecranon zitten de pezen van de strekspier (de triceps). Wanneer de triceps aanspant, dan zal de onderarm strekken. Het olecranon vormt derhalve een belangrijk onderdeel van het strekapparaat van de elleboog. Tevens loopt er aan de binnenkant van het olecranon een zenuw (de ulnaris). Deze zenuw zorgt onder andere voor het gevoel van de pink en voor het spreiden van de vingers.

Behandelmethodes

Fysiotherapie

Pols en hand

Aandoeningen

Duimartrose

Artrose van de duimbasis
Artrose is slijtage van het kraakbeen in een gewricht. Kraakbeen verandert van dikte en samenstelling als we ouder worden. Dat is normaal, maar bij artrose is er méér slijtage van het kraakbeen. Het gladde gewrichtsoppervlak wordt dun, brokkelig, of het kraakbeen verdwijnt helemaal. Het lichaam kan dit niet meer repareren. (zorgvoorbeweging.nl )

Klachten en symptomen
Mensen met artrose van de duim klagen over:

  • Stijfheid in de duimen
  • Dingen uit de handen laten vallen; krachtverlies
  • Steeds meer moeite met kleine handelingen, zoals bijvoorbeeld de knoopjes van een overhemd dichtdoen
  • Zwelling van de duimbasis
  • Vervorming of standsverandering van de duim

Oorzaken
Er zijn verschillende oorzaken van artrose:

  • Primaire artrose: de kraakbeenlaag van het gewricht slijt door onbekende oorzaak. Soms komt het in de familie voor. Het kan ook komen door te zware belasting van het gewricht. Hierdoor wordt de laag kraakbeen op het botuiteinde dunner. Uiteindelijk komt het bot (gedeeltelijk) bloot te liggen. Dit type artrose komt het meest voor bij mensen van middelbare leeftijd of ouder.
  • Secundaire artrose: het kraakbeen wordt aangetast als gevolg van een ontstekingsreactie van het gewricht (reumatoïde artritis of gewrichtsreuma), een bacteriële infectie of een botbreuk in het gewricht (posttraumatische artrose). Ook hier zal de laag kraakbeen dunner worden en komt het onderliggend bot (gedeeltelijk) bloot te liggen.

Diagnose
De orthopeed luistert naar uw verhaal en onderzoekt uw handen. Aanvullend zal er een röntgenfoto gemaakt worden, hiermee kan de diagnose en de ernst van de artrose gesteld worden.

Behandelingen zonder operatie


Figuur 2 Rhizolock brace voor de duim


Figuur 3 Silversplint voor de duim

  • Handfysiotherapie
  • Pijnstillers
  • Injectie met corticosteroïd in het gewricht

Behandelingen operatief

Duimbasis resectie
Als de slijtage beperkt is tot alleen het CMC I gewricht kan er voor gekozen worden alleen ruimte te maken in het duimbasisgewricht. (zie Figuur 3 – Figuur 5)

Nabehandeling

  • 2 weken gips duimpje. Daarna start handfysiotherapie.
  • Het duurt in de regel 3 maanden voordat de patiënten blij zijn met de operatie.


Figuur 4 Duimfoto: arthrose CMC I


Figuur 5 Duimfoto: arthrose CMC I


Figuur 6 Duimfoto: na Duimbasisresectie in gips

Trapezectomie
Als er zowel slijtage is in CMC I als in STT gewricht dan wordt er gekozen voor het verwijderen van het Trapezium botje. (Figuur 6 – Figuur 8)

Nabehandeling

  • 2 weken gips duimpje. Daarna start handfysiotherapie.
  • Het duurt in de regel 3 maanden voordat de patiënten blij zijn met de operatie.


Figuur 7 Handfoto: Arthrose duim: CMC I en STT


Figuur 8 Duimfoto: Arthrose CMCI en STT


Figuur 9 Handfoto na verwijderen Trapezium

Trapezectomie met CMC thigthrope
Als er zowel slijtage is in CMC I als in STT gewricht dan wordt er gekozen voor het verwijderen van het Trapezium botje. Als er ook instabiliteit is dan wordt tijdens de ingreep ook een thightrope geplaatst (zie Figuur 9 – Figuur 10)

Nabehandeling

  • 2 weken gips duimpje. Daarna start handfysiotherapie.
  • Het duurt in de regel 3 maanden voordat de patiënten blij zijn met de operatie.


Figuur 10 Handfoto: slijtage CMC I en STT, verder ook subluxatie in CMC I


Figuur 11 Handfoto: Na verwijderen Trapezium en stabilisatie met thightrope

Trapezectomie met MCP I artrodese
Als er zowel slijtage is in CMC I als in STT gewricht dan wordt er gekozen voor het verwijderen van het Trapezium botje. Als er ook ernstige instabiliteit en arthrose van het MCP I gewricht is dan wordt tijdens de ingreep soms het MCP I gewricht vastgezet (Zie Figuur 11 – Figuur 13)

Nabehandeling

  • 6 weken gips duimpje. Daarna start handfysiotherapie.
  • Het duurt in de regel 3 maanden voordat de patiënten blij zijn met de operatie.


Figuur 12 Duimfoto: Arthrose CMCI, STT en MCP I, tevens instabiliteit MCP I


Figuur 13 Duimfoto: na verwijderen Trapezium en vastzetten MCP I


Figuur 14 Duimfoto: na verwijderen Trapezium en vastzetten MCP I

Protheses voor de duim
Protheses voor de slijtage in het CMC I gewricht worden niet veel meer gedaan, omdat de resultaten onvoorspelbaarder zijn.

Complicaties
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kunnen er toch problemen (complicaties) zijn:

  • Een infectie van de wond. Afhankelijk van de ernst krijgt u dan antibiotica. In sommige gevallen is het nodig de wond te spoelen.
  • Schade door de operatie aan pezen of zenuwen. Dit gebeurt gelukkig heel zelden.
  • De arthrodese kan niet vastgroeien. Dit noemen we een non-union. Bij sommige patiënten duurt het wel 6 maanden voordat de botdelen zijn vastgegroeid. Bij rokers zien we dit vaker. Het advies is dan ook om – in elk geval tijdelijk – te stoppen met roken bij een artrodese.
  • Er is een kleine kans op het ontwikkelen van dystrofie (CRPS).
  • Op langere termijn moet u er rekening mee houden dat de prothese kan loslaten of slijten. Dan moet deze vervangen worden.

Behandelmethodes

Zenuwbeklemmingen

Als er een zenuw in de knel zit kan dat, in het verloop van de zenuw, tintelingen geven of een doof gevoel. Als de beknelling hoger in de arm zit kan het ook krachtsverlies geven. Een bekend voorbeeld hiervan is het carpaal tunnelsyndroom: hierbij is de zenuw bekneld bij de pols en hebben de patiënten tintelingen in de vingers en soms een doof gevoel.

Carpaaltunnelsyndroom
Het carpale tunnelsyndroom (CTS) is een beknelling van een zenuw in uw pols. Klachten kunnen zijn: een verdoofd gevoel, tintelingen en pijn in uw hand, aan de kant van de duim.

Ulnaropathie
Ulnaropathie is een storing in de functie van één van de zenuwen (bedradingen) van de onderarm. Die zenuw heet de ulnariszenuw of nervus ulnaris. De ulnariszenuw loopt vanaf de binnenkant van de bovenarm via de binnenkant van de elleboog naar de pink. De beknelling zit meestal bij de elleboog . De beknelling van de zenuw kan ook in de pols zitten, in het kanaal van Guyon.

Bultjes/zwellingen

Een ganglion is een bobbeltje aan uw pols, vinger of voet.  Het bobbeltje wordt veroorzaakt door een uitstulping van de peesschede of van het kapsel dat om een gewricht zit. Een peesschede is een kokertje gevuld met een glijmiddel. Hierdoor kunnen de pezen makkelijk door de peesschede glijden, steeds als u uw spieren aanspant of ontspant. Er kan meer vocht in het ganglion komen, waardoor het bobbeltje groter wordt.

Klachten na prothese

De klachten na een polsprothese kunnen in 2 groepen verdeeld worden.

Aanvullende klachten, naast de polsprothese.
Bijvoorbeeld bij een pols prothese krijgt de patiënt last van de pols echter niet gerelateerd aan de prothese. De behandeling zal dan gericht worden op de bijkomende klachten. Bijvoorbeeld een patiënt heeft een goed functionerende polsprothese maar krijgt last aan de knobbel van de ellepijn. Daar blijkt ook slijtage te zitten. In dit geval kan besloten worden ook het DRU-gewricht te vervangen. Er wordt een Scheker prothese erbij geplaatst.

Er zijn uiteraard nog heel veel andere mogelijkheden waarom u last kan hebben na een polsprothese. Tijdens een bezoek aan de polikliniek wordt een röntgenfoto gemaakt en de dokter zal de pols onderzoeken om te kijken of de klachten door de prothese komen of dat er andere klachten zijn.

Behandelmethodes

Handfysiotherapie

Pols en hand

Aandoeningen