Zenuwbeknellingen onderarm
Als er een zenuw in de knel zit kan dat in het verloop van de zenuw tintelingen geven of een doof gevoel. Als de beknelling hoger in de arm zit kan het ook krachtsverlies geven. Een bekend voorbeeld hiervan is het carpaal tunnelsyndroom: hierbij is de zenuw bekneld bij de pols en hebben de patiënten tintelingen in de vingers en soms een doof gevoel.

Hieronder een beschrijving van een aantal zenuw beknellingen:

Carpaaltunnelsyndroom
Het carpale tunnelsyndroom (CTS) is een beknelling van een zenuw in uw pols. Klachten kunnen zijn: een verdoofd gevoel, tintelingen en pijn in uw hand, aan de kan van de duim

Figuur 1 gebied met pijn bij CTS

 

Figuur 2 gebied met doofheid bij CTS

Oorzaak
De Nervus Medianus (zenuw) zit klem bij de pols op de plek waar hij onder een bandje (ligamentum transversum) door gaat.

Behandeling
In eerste instantie met een nachtspalk, eventueel met een prik met ontstekings remmer. Als dat niet helpt dan kan met een lokale verdoving het bandje (ligamentum transversum) doorgeknipt worden.

Operatie
De operatie vindt plaats op de poliklinische operatiekamer. U hoeft hiervoor niet nuchter te komen. De Ingreep vindt plaats met een lokale verdoving. We maken een snee in de polsplooi van uw handpalm. Via de snee snijden we de dwarse polsband door, vervolgens bevrijden de zenuw uit de beklemming. Na het sluiten van de wond, krijgt u een drukverband. Het drukverband mag u na 3 dagen zelf afhalen. Dan hoeft er alleen nog een pleister op. U mag meteen de vingers gebruiken. We moet u tussendoor de hand hoog houden. Na 10 dagen heeft u een afspraak bij de verpleegkundige om de knoopjes van de hechting te laten verwijderen. Mochten het bewegen van de vingers dan moeizaam zijn, dan wordt u naar de handfysiotherapeut verwezen voor oefeningen.

Meestal zijn de prikkelingen direct na de operatie al verdwenen. Als uw klachten al heel lang bestaan en u ook echte doofheid aan de vingertoppen ervaart, kan uw herstel veel langer (maanden) duren. Ook het litteken kan een aantal maanden gevoelig blijven.

Ulnaropathie
Ulnaropathie is een storing in de functie van één van de zenuwen (bedradingen) van de onderarm. Die zenuw heet de ulnariszenuw of nervus ulnaris. De ulnariszenuw loopt vanaf de binnenkant van de bovenarm via de binnenkant van de ellenboog naar de pink. De beknelling zit meestal bij de ellenboog . De beknelling van de zenuw kan ook in de pols zitten, in het kanaal van Guyon.

Klachten kunnen zijn: geen gevoel en tintelingen in de pink en de ringvinger. Daarnaast kunnen patiënten last hebben van: verlies van kracht in de hand;  verminderde vaardigheid van de hand;  pijn en krampen in de hand. De uitval van de functie van de zenuw kan licht tot ernstig zijn. U kan ook ’s nachts last hebben van de klachten.

Figuur 3 gebied met pijn en doofheid handrug bij ulnaropathie

 

Figuur 4 gebied met pijn en doofheid handpalm bij ulnaropathie

 

Behandeling
Adviezen

  • Probeer buigen van de ellenboog te voorkomen.
  • Probeer niet met de armen over elkaar te zitten, maar leg tijdens het zitten de arm op de dij met de handpalm naar boven.
  • Houd de telefoon in uw andere hand.
  • Gebruik een boekenstandaard als u veel leest.
  • Leg op het werk een kussen onder uw ellenboog op het bureau en let op de plaats en hoogte van het toetsenbord.
  • Slaap ’s nachts met een handdoek om uw ellenboog gewikkeld, zodat u uw ellenboog niet kan buigen.
  • Voorkom druk op de ellenboog, leun er niet op.
  • Voorkom overstrekken van de ellenboog.

Als met bovenstaande adviezen de klachten niet verminderen, kan  de zenuw eventueel vrij gelegd worden, of soms verplaatst worden.

Operatie
De operatie kan zowel poliklinisch als in dagbehandeling worden uitgevoerd, onder plaatselijke verdoving, of onder narcose. De zenuw wordt vrij gelegd  door de weefsels die de zenuw beknellen door te snijden. De wond wordt gehecht. Daarna krijgt u een drukverband voor 3 dagen. De operatie duurt ongeveer een half uur.

Soms kiest de chirurg voor een ander soort operatie. Daarbij verplaatst de chirurg de zenuw een klein stukje om beschadiging te voorkomen. Dit noemen we een ‘subcutane of submusculaire transpositie’.

Nabehandeling
Na de operatie mag u uw arm bewegen. Zwaar tillen raden we de eerste dagen af. Over het algemeen kan u de arm na tien dagen normaal gebruiken. U bepaalt met de bedrijfsarts wanneer u weer aan het werk kan. U hoeft hiervoor niet te wachten op de eerste controle in het ziekenhuis. De klachten verdwijnen trouwens vaak niet direct na de operatie. Dit kan een paar maanden tot soms wel een jaar duren. In bijzondere situaties komen de klachten weer terug nadat ze eerst weg waren.

Problemen na een operatie komen bijna nooit voor. Het gaat dan meestal om een nabloeding of een ontstoken wond. U kan daarvoor antibiotica krijgen. Als het ernstiger is, is soms opnieuw een operatie nodig.

Kunnen we u ergens
mee helpen?

Alle behandelmethoden

Meer weten